Voorbereiding op het examen

Voorbereiding op het SVA examen
Voorbereiding op het SVA-examen
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomiePraktijkonderwijsLeerjaar 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 2 min

Éléments de cette leçon

Voorbereiding op het SVA examen
Voorbereiding op het SVA-examen

Slide 1 - Diapositive

Vandaag gaan we ons voorbereiden op het SVA examen dat jullie op school gaan doen.
Wanneer?
Donderdag 6 en 13 juli

Hoelaat?
Van 13:45-15:30

Je hoort nog op welke dag en welk tijdstip jouw examen is.

Slide 2 - Diapositive

Er zijn 3 onderdelen die je tijdens het examen gaat doen:

1. Voorbereiden: welke producten moet je vandaag gaan aanvullen en welk vervoersmiddel heb je daarbij nodig. 

2. Vakken vullen: spiegelen / alles FIFO plaatsen / ongekoeld gekoeld en vriezer.

3. Vragenronde: voor, tijdens en na je examen worden er vragen gesteld die meetellen voor de uitslag van je examen. Je laat hiermee zien dat je kennis hebt over de winkel.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Onderdeel 1 - Voorbereiden

Vervoersmiddel

Welke dozen heb je nodig?

De ompakking afhalen 

Derving - RAAK principe - verdachte klant - opruimen

Slide 7 - Diapositive

Welke vervoersmiddelen ken je?

Slide 8 - Carte mentale

Wat is een omverpakking?
A
Cadeaupapier
B
De verpakking om producten heen die weggehaald wordt voordat ze het schap in gaan
C
De kleding die jij op een dag aandoet

Slide 9 - Quiz

Wat is derving?
A
Producten die bedorven zijn
B
Producten die te groot zijn
C
Producten die niet meer verkocht mogen of kunnen worden

Slide 10 - Quiz

Is dit derving?
A
JA
B
NEE

Slide 11 - Quiz


Het is vandaag 15.02.18
Is dit pak melk 'derving?'
A
JA
B
NEE

Slide 12 - Quiz

Dit telefoonhoesje is vandaag
gestolen. Is dit 'derving'?
A
JA
B
NEE

Slide 13 - Quiz

Je laat per ongeluk tijdens het vakkenvullen een doos jam-potjes vallen. Is dit 'derving'?
A
JA
B
NEE

Slide 14 - Quiz

Waar staan de letters RAAK voor bij een overval in de winkel?

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Diapositive

Wat doe je als je een klant (zonder winkelmandje of wagen) zich verdacht gedraagt?
A
Ik spreek hem aan op zijn verdachte gedrag.
B
Ik vraag aan de klant of ik een winkelmandje/wagen voor hem/haar zal pakken.
C
Ik doe net alsof ik het niet gezien heb.

Slide 17 - Quiz

Als je merkt dat er niet genoeg producten in de doos zitten, wat doe je dan?
A
Ik doe niets. Er is alsnog genoeg.
B
Ik zeg het alleen tegen mijn collega
C
Ik maak een melding bij mijn leidinggevende

Slide 18 - Quiz

Oeps! Een klant laat een pak melk vallen. Wat doe je?
A
Ik vraag mijn collega om het op te ruimen.
B
Ik doe alsof ik het niet gezien heb en loop een extra rondje.
C
Ik bied de klant mijn hulp aan en ruim het daarna op.

Slide 19 - Quiz

Onderdeel 2 - Vakken vullen

Omverpakking erafhalen

Gekoeld, omgekoeld of vriezer?

FIFO plaatsen + spiegelen

Laatste controle en opruimen

Slide 20 - Diapositive

Deze doos met chips zet je zo in het schap neer.
Mensen kunnen het er dan zelf uitpakken.
A
JA
B
NEE

Slide 21 - Quiz

Deze tandpasta haal je eerst uit het doosje
voordat je het in het schap zet.
A
JA
B
NEE

Slide 22 - Quiz

Noem 3 producten die ongekoeld in de supermarkt staan:

Slide 23 - Question ouverte

Noem 3 producten die gekoeld in de supermarkt staan:

Slide 24 - Question ouverte

Noem 3 producten die in de vriezer van een supermarkt staan:

Slide 25 - Question ouverte

Waar staat de afkorting FIFO voor?

Slide 26 - Question ouverte

Wat is spiegelen?
A
De producten op datum zetten (FIFO)
B
De producten soort bij soort zetten
C
De producten naar voren schuiven in het vak, zodat deze helemaal gevuld lijkt.

Slide 27 - Quiz

Waarom moet er eigenlijk gespiegeld worden in de winkel?

Slide 28 - Question ouverte

Wanneer je klaar bent met vakken vullen doe je nog één laatste controle:

- Staat alles netjes gespiegeld?
- Staat alles FIFO?
- Is alle rommel opgeruimd?

Slide 29 - Diapositive

Tot slot: Klantvriendelijkheid

  •  Begroet de klant
  •  Vraag of je de klant ergens mee kan helpen
  • Loop met de klant mee 
  •  Schakel een collega in als je iets zelf niet weet
  • Wens de klant een prettige dag
  • Spreek de klant altijd aan met 'u' en meneer/mevrouw

Slide 30 - Diapositive

Doe-opdracht

Laatste keer oefenen met FIFO en spiegelen.

Let's Go!

Slide 31 - Diapositive