kijk in binas tabel 35 welke combinatie een niet oplosbaar zout vormt--> dat is de gevormde stof dus deze vormt neerslag en kun je eruit filtreren
calciumcarbonaat ontstaat en tribune ionen niet in reactievergelijking v
Slide 11 - Diapositive
reactievergelijking van neerslagreactie na samenvoegen zoutoplossingen
oplosbaarheidsschema --> stof die ontstaat
noteren formule in laatste kolom
kolom 1: ionen voor reactie
in midden reactievergelijking,
aantal atomen én lading voor- en na is altijd gelijk
in laatste kolom ook tribune-ionen noteren
Slide 12 - Diapositive
Een zout maken b.v. loodjodide
zoek een goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
zoek een goed oplosbaar jodide zout b.v. ijzer(II)jodide
los beiden op en voeg ze dan samen
de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie
damp het filtraat in om de tribune
ionen ook te binden tot een vast zout
Slide 13 - Diapositive
overhoring zouten
Geef de formule van kaliumfosfaat en van koperIInitraat
Geef de oplosvergelijkingen van kaliumfosfaat en van koperIInitraat
Hoe heet het zout dat ontstaat na het samenvoegen van beide oplossingen?
Geef de reactievergelijking van het samenvoegen van beide oplossingen
Als je na afloop de ontstane vaste stof eruit filtreert hou je oplossing over. Geef de vergelijking van het indampen van deze oplossing.
Slide 14 - Diapositive
uitwerkingen overhoring zouten
formules kaliumfosfaat en koperIInitraat via 4 stappenplan zouten
oplosvergelijkingen kaliumfosfaat en koperIInitraat let op dat totale lading voor en na oplossen nul is!
naam zout via oplosbaarheidstabel --> koperfosfaat/ koperIIfosfaat
reactievergelijking let op dat de totale lading voor en na reactie nul is
Indampvergelijking
Slide 15 - Diapositive
reactievergelijking van neerslagreactie
noteer in een tabel de aanwezige ionen voor de reactie in kolom 1
in laatste kolom de gevormde stof en de tribune-ionen(=ionen die niet meedoen aan reactie en dus achterblijven in oplossing) noteren
in middelste kolom komt reactievergelijking, aantal atomen en lading voor- en na is altijd gelijk
Slide 16 - Diapositive
soms ontstaat er géén nieuw zout
als je in je gemaakte oplosbaarheidstabel geen enkele vaste stof ziet verschijnen, dan is er dus geen reactie geweest en kun je ook geen reactieschema maken
Slide 17 - Diapositive
Einde les 3
hw voor dinsdag: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43. Let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.
thuiswerkles vrijdag Leren: hst 5.1 t/m 5.3 en maken test jezelf 5.1 t/m 5.3
noteer wat je besproken wilt hebben, ik kan niet steeds elke opgave bespreken we moeten echt gaan concentreren op wat bij iedereen niet goed gaat.
Slide 18 - Diapositive
les 4:zelfstandig ivm ziekte
controleer je antwoorden met de uitwerkingen in de classroom (hw was: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43 + test jezelf 5.1 t/m 5.3)
uitleg par 5.3 en 5.4 via de slides tot aan les 5
Slide 19 - Diapositive
Een zout maken b.v. loodjodide
zoek een goed oplosbaar loodzout b.v. loodnitraat
zoek een goed oplosbaar jodide zout b.v. ijzer(II)jodide
los beiden op en voeg ze dan samen
de neerslag is loodjodide, filter dat uit de verkregen suspensie
damp het filtraat in om de tribune
ionen ook te binden tot een vast zout
Slide 20 - Diapositive
zouten maken: opgave 29 c
Loodbromide (PbBr2) maken
een goed oplosbaar loodzout is loodnitraat (alle nitraatzouten zijn goed oplosbaar),
een goed oplosbaarbroomzout zoeken b.v. natrium- of kaliumbromide (alle natrium- en kaliumzouten zijn altijd goed oplosbaar)
na samenvoegen -> loodbromide
Slide 21 - Diapositive
programma 12 november: zouten maken
hw was hw: par 5.1 controleren en verbeteren, 5.2 maken en goed leren par 5.1 en 5.2
vragen hw?
slide 17 t/m 21 bespreken
vrijdag:hw leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43.
Slide 22 - Diapositive
programma 15 nov
- vragen hw? Bespreken 29 c, 32 en 43 uitleg par 5.5
- verder werken met hw:
- Hw = goed leren hst 5 en maken 49,50,52,53 en test jezelf en meenemen werkboek A en B!!
Slide 23 - Diapositive
Electrolyse v/e zout oplossing
Slide 24 - Diapositive
ionsoort aantonen=oplossing toevoegen met ionsoort die neerslag geeft met gevraagde stof (=hier fosfaat)
Slide 25 - Diapositive
ion soort vewijderen
Slide 26 - Diapositive
Einde les 4
Hw goed leren hst 5 en maken 49,50,52,53 + test jezelf 5.5
Let daarbij op: opgeloste ionen (aq), ladingen klein in superscript, vaste zouten (s), verschil tussen hoofd- en kleine letters bij atoomsoorten.
Slide 27 - Diapositive
opg 32. zinkfosfaat maken
goedoplosbaar zinkzout + goed oplosbaar fosfaat oplossen en samenvoegen
rv zie hiernaast
residu is vaste stof die ontstaat dus zinkfosfaat
filtraat is water met tribune ionen dus natriumnitraatoplossing (maar kan ook kaliumnitraat als je kaliumfosfaat gebruikt hebt)
bij indampen vormt dit vast zout natriumnitraat
Zn3(PO4)2(s)
Zn3(PO4)2(s)
Slide 28 - Diapositive
les 5
bespreken moeilijke opgaves (hw was: leren 5.3 en 5.4 en maken 28,29,31 t/m 33, 36, 38,39, 40, 42,43. ) vragen in vragenformulier zetten!
32 staat in vorige slide
Slide 29 - Diapositive
zouten herkennen doe je zo:
kleur van het zout? (koper zouten zijn vaak groen/blauw, loodzouten wit)
wel/niet oplosbaar wat is de kleur van de oplossing?
vlamkleuring? tabel 38 binas
zouten worden vanwege de kleuren vaak gebruikt in vuurwerk
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
natriumjodide
CuO
NH3
methaan
KF
NH4+
Slide 32 - Question de remorquage
Deel de volgende stoffen in bij de juiste groep.
TIP: uit welke atomen is de stof opgebouwd?
METALEN
ZOUTEN
MOLECULAIRE STOFFEN
water
natriumjodide
koperoxide
calcium
koolstof
methaan
goud
kaliumfluoride
kwik
Slide 33 - Question de remorquage
Kijk goed naar de formules van de volgende stoffen: welke stoffen zijn zouten?
sleep deze formules naar de afbeelding van zoutwinning.
ps. de index is niet klein en dat moet natuurlijk wel!
NaCl
HCl
H2S
P2O5
CaO
CO2
Fe2O3
SO3
BaF2
ZnS
SnCl2
K2O
Slide 34 - Question de remorquage
Hoe heet de binding tussen de deeltjes in een zout?