1.) DNA (in de celkern) geeft een opdracht -> in de vorm van RNA
2.) RNA verlaat de celkern en gaat naar een ribosoom (E.R) ->
3. Bij de ribosoom wordt het RNA omgezet in een eiwit.
Het eiwit kan iets doen voor de cel: bijvoorbeeld glucose naar binnen pompen, glucose afbreken voor ATP (energie), een celwand bouwen, water binnenlaten....etc