beeldspraak

H1
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

Cette leçon contient 44 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

H1

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Definities
Vergelijking: "Beeldspraak waarbij je iets wat er echt is (het object), vergelijkt met iets anders wat erop lijkt (het beeld); het object en beeld worden vaak verbonden door deze woorden: als (een) ..., lijkt wel (een) ..., zo ... als (een) ... etc."

Metafoor: "Beeldspraak waarbij object en beeld samenvallen; het object wordt vervangen door het beeld". 




Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De kamer van jou is het object.
De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Homerische vergelijking
Een bijzondere vergelijking is de homerische vergelijking: dat is een uitgebreide vergelijking waarbij ook de overeenkomst expliciet genoemd wordt: 

Jouw ogen zijn als meren: wonderdiep en blauw.

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Het object (de speler) wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een giraf.
Onze giraf was dit jaar weer topscorer.
Metafoor

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vergelijking:

Jij (object) zingt als een nachtegaal (beeld).

Je (object) danst als een hark (beeld)!

Mevrouw Jansen (object) is echt een heks (beeld) soms!

 

Metafoor:
 
Er stond vanavond een nachtegaaltje (beeld) op het podium.

Moet je die hark (beeld) zien dansen!

We hebben straks les van die heks (beeld).

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spreekwoorden en uitdrukkingen
Een spreekwoord is ook een metafoor: er wordt iets anders bedoeld dan er letterlijk staat, en wat er bedoeld wordt (het object) wordt niet genoemd:
De appel valt niet ver van de boom.
Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in.

Ook uitdrukkingen kunnen metaforen zijn:
In het onderzoek naar MH17 wil Rutte de onderste steen boven hebben.
Het staat als een paal boven water dat Nederland kansloos is op het EK.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 1 + 2 uit de reader.

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 3 uit de reader.

- Klaar? werk verder aan opdracht 4 (lees eerst de theorie in de reader)

- Bespreken
timer
10:00

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeelden
Een verlegen zonnetje knipoogde ons 's ochtends toe.

Mijn auto had er in de winter zoals vanouds weinig zin in.

Toen ik 's avonds naar bed ging, keek mijn huiswerk me vanaf mijn bureau beschuldigend aan.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Metoniem
Als je een metoniem gebruikt, vervang je de term die je bedoelt door een ander woord. Denk bijvoorbeeld aan 'een glaasje drinken,' terwijl je niet letterlijk bedoelt dat je het glas op gaat drinken. Dit woord heeft wel te maken met hetgeen wat je eigenlijk bedoelt. 

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Staat in de volgende zinnen een metafoor of metoniem?

In de spits stond bij Chelsea een oude, sluwe vos.

Inter Milaan parkeerde de bus toen ze eenmaal 1-0 voorstonden.

De nieuwe Harry Styles klinkt lekker, hoor!

Slide 16 - Diapositive

oude, sluwe vos = metafoor
Inter Milaan = metoniem
De nieuwe Harry Styles = metoniem
Synesthesie
Er zijn vijf basiszintuigen, elk met hun eigen orgaan:
reuk - neus
zicht - oog
tast - huid
smaak - tong
gehoor - oor
In de taal kun je met die zintuigen spelen. Je kunt bepaalde zintuiglijke ervaringen in een talige boodschap door elkaar halen. Je combineert dan twee zintuigen in een woordgroep.
Op de begrafenis sprak hij bittere woorden.  (smaak en gehoor)
In de keuken hangt een scherpe geur. (tast en reuk)

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 4 + 5 uit de reader.

- Opdracht 5 bespreken.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 6 uit de reader.

- Bespreken

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

H3: Maak opdracht 1 + 2 (blz. 100)

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

H2 stijlfiguren

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Definitie
Stijlfiguren zijn ongebruikelijke taaluitingen die niet -zoals beeldspraak- figuurlijk bedoeld worden, maar ze laten de lezer of luisteraar wel nadenken over de boodschap. Doordat de vorm van de boodschap apart is, valt de boodschap meer op. Soms heeft een stijlfiguur een humoristisch of vervreemdend effect. We onderscheiden de volgende soorten:

herhaling, climax, anti-climax, antithese, paradox, hyperbool, understatement, litotes, retorische vraag, chiasme, woordspeling, eufemisme, tautologie, spot

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Herhaling
Je noemt een woord of woordgroep een paar keer, om zo nadruk te leggen op de boodschap. 

Voorbeeld: 

Jij denkt alleen maar aan geld, geld en nog eens geld!

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Climax
Er is sprake van een opsomming die steeds in kracht toeneemt.

Voorbeeld:

Met die cabaretier is het altijd lachen, gieren, brullen.
Het zijn dure uren, dagen, maanden en jaren.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Anti-climax
Een anticlimax kan twee betekenissen hebben: 
1. Een opsomming die steeds in kracht afneemt
Pieter schreeuwde het uit van de pijn, daarna zat hij nog een tijdje te huilen, en ten slotte snikte hij nog wat na.

2. Na een opbouw van spanning een tegenvallend slot ervaren.

Ik ontmoette in de kroeg een prachtige vrouw; we raakten aan de praat, we flirtten wat, en uiteindelijk liepen we samen naar buiten. Maar ze had al een vriend, dus ik liet het er maar bij zitten.


Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antithese
Twee tegengestelde elementen worden in een zin dicht bij elkaar geplaatst.

Voorbeeld:

Je moet niet zo zwart-wit denken!
Ik blijf je trouw in goede en slechte dagen.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 1 (van h2) uit de reader.

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Paradox
Een paradox is een schijnbare tegenstrijdigheid: iets lijkt onlogisch, maar als je er langer over nadenkt, kan het toch kloppen.

Voorbeeld: 
Rijke mensen zijn vaak eigenlijk heel arm.
Er viel een oorverdovende stilte.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyperbool
Een hyperbool is een sterke overdrijving. Door heel erg te overdrijven krijg je soms een humoristisch effect.

Voorbeeld:
Voor de tienduizendste keer: hou nou eens op met overdrijven! 
Het duurde eeuwen voordat ze de telefoon opnam.
Ik verveel me dood!

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Understatement
Het tegenovergestelde van een hyperbool kan ook: je zwakt een boodschap zo af, dat er een soort omgekeerd overdreven effect ontstaat.

Voorbeeld:
Vandaag hebben we het Witte Huis gezien, best een leuk stulpje.
Johan Cruijff kon best aardig voetballen.
Einstein wist wel het een en ander van natuurkunde.




Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Litotes
Een litotes is het ontkennen van het tegenovergestelde van wat je eigenlijk bedoelt. 

Voorbeeld:
Zo, die vrouw is ook niet lelijk, zeg!
Hij woont daar niet onaardig.
Dat is geen slecht idee!

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Retorische vraag
Op sommige vragen hoeft de steller geen antwoord, omdat het meer een mededeling is dan een vraag. 

Voorbeeld:
Een leraar tegen z'n klas: 'Denk je dat ik dit nog een keer ga uitleggen? '
Ben jij helemaal gek geworden?



Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Chiasme
Een chiasme is een kruisstelling: twee elementen komen in de eerste zin voor in de volgorde X-Y en in de volgende zin in de volgorde Y-X.

Voorbeeld:
Denkend aan de dood kan ik niet slapen, 
en niet slapend denk ik aan de dood.

Je moet niet leven om te werken,
maar werken om te leven. 

Dames en heren, jongens en meisjes

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Woordspeling
Een woordspeling is een grap waarbij je de context van een woord verdraait, of je verandert net iets aan het woord, waardoor er een dubbele betekenis ontstaat.

Voorbeeld:

Gisteren stond de pony nog in de wei, maar vandaag niet meer. Waarschijnlijk werkt hij paardtime.

Wist je dat Guus een Meeuw is?

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 2 (van h2) uit de reader.

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Eufemisme 
Op sommige woorden of onderwerpen rust een taboe: het is niet netjes om er vrijuit over te spreken. Dat komt omdat er schaamte of ongemak in het spel is. Vaak kiezen mensen dat voor zachtere bewoordingen. 

Voorbeeld: 
Mijn moeder is interieurverzorgster. (schoonmaakster)
Ze zit tussen twee banen in. (werkloos)
Oma is heengegaan. (dood)

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 3, 4 + 5 (van h2) uit de reader.

Opdracht 3+4: tabellen overnemen in je schrift!
Opdracht 5: klik op de link en maak eufemismen oefening 1 en oefening 2

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tautologie
Een tautologie is het verschijnsel dat in een woordgroep of zin twee elementen staan die hetzelfde betekenen en van dezelfde woordgroep zijn. Soms zijn tautologieën taalfouten.
Voorbeeld:
Wij waren verplicht onze handen te moeten wassen.
Natuurlijk zullen we vanzelfsprekend snel reageren.

Soms is een tautologie een vaste uitdrukking. Zo'n tautologie is niet fout, maar een verfraaiing van je zin. 
In vuur en vlam
Nooit of te nimmer
In zak en as

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 6 (van h2) uit de reader.

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spot
Soms zeg je het tegenovergestelde van wat je bedoelt; je zegt dan iets spottend.

Voorbeeld:
Nee, ik vind het prima zoals jullie nu werken. Helemaal niet vervelend! (tegen een klas die niet mee wil doen met de les)

Mijn baas weet evenveel over computers als een goudvis over hersenchirurgie.

Is dat een nieuwe jurk? Ik dacht dat hij van je oma was.



Slide 40 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

ironie
sarcasme
cynisme
lichte spot, geen kwaadaardige kern
iets meer kwaadaardig
kwaadaardige spot, niet licht bedoeld
“Je bent weer mooi op tijd”, wanneer een persoon uren te laat is.
“Je hebt weer een drie voor het proefwerk, je hebt zeker hard geleerd”
“Dacht je echt dat hij iets goeds kon doen?”

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Spot
Of iets ironie, sarcasme of cynisme genoemd kan worden, is afhankelijk van de context en degene die gebruikt maakt van de spot. Iemand met een zwartgallig en deprimerend wereldbeeld zal sneller iets cynisch bedoelen dan een lichtvoetig, positief persoon. Je kunt zonder context wel zeggen dat iets spot is, maar welke vorm van spot is lastiger te beoordelen.

Slide 42 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 7 (van h2) uit de reader.

- Bespreken

Slide 43 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan de slag

Maak opdracht 1 + 2 (blz. 94-95)

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions