Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
3.7 Dna-technieken
Thema 3 Erfelijkheid en evolutie
Slide 1 - Diapositive
Wat gaan we doen?
huiswerk check
herhaling
theorie 3.7 DNA-technieken
maken 3.7
TOETS plannen
Slide 2 - Diapositive
Wat weet je al?
Slide 3 - Diapositive
Wanneer behoren organismen tot één soort?
A
Als ze op elkaar lijken
B
Als ze dezelfde voeding consumeren
C
Als ze dezelfde habitat delen
D
Als ze samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen
Slide 4 - Quiz
Hoe kun je sommige soorten verder verdelen?
A
In soorten
B
In variëteiten
C
In rassen
D
In families
Slide 5 - Quiz
Wat is natuurlijke selectie?
A
Natuurlijke selectie is het proces waarbij organismen evolueren naar een hogere levensvorm.
B
Natuurlijke selectie is het proces waarbij organismen die beter aangepast zijn aan het milieu, meer overleven en zich voortplanten.
C
Natuurlijke selectie is het proces waarbij organismen zich aanpassen aan hun omgeving.
D
Natuurlijke selectie is het proces waarbij organismen willekeurig worden gekozen om te overleven.
Slide 6 - Quiz
Hoe ontstaat variatie in genotypen?
A
Variatie in genotypen ontstaat door natuurlijke selectie.
B
Variatie in genotypen ontstaat door adaptatie aan het milieu.
C
Variatie in genotypen ontstaat door geslachtelijke voortplanting en mutaties.
D
Variatie in genotypen ontstaat door kruising.
Slide 7 - Quiz
Wat is de evolutietheorie?
A
De evolutietheorie stelt dat alle soorten organismen in de loop van een zeer lange tijd zijn ontstaan.
B
De evolutietheorie stelt dat alle soorten organismen gelijktijdig zijn ontstaan.
C
De evolutietheorie stelt dat alle soorten organismen plotseling zijn ontstaan.
D
De evolutietheorie stelt dat alle soorten organismen zijn gecreëerd door buitenaardse wezens.
Slide 8 - Quiz
Begrippen 3.6
Soort
Ras
Evolutietheorie
Milieu
Natuurlijke selectie
Slide 9 - Diapositive
Leerdoelen 3.7
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Slide 10 - Diapositive
Biotechnologie
Bij allerlei technieken worden organismen gebruikt om producten voor mensen te maken.
De verzamelnaam voor deze technieken is biotechnologie.
Sommige vormen van biotechnologie zijn al heel oud, bijvoorbeeld gist gebruiken om brood te bakken.
Hierbij gebruiken mensen de organismen zoals ze zijn, zonder ze te veranderen.
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Wat is de verzamelnaam voor technieken waarbij organismen worden gebruikt om producten te maken?
A
Genetica
B
Robotica
C
Nanotechnologie
D
Biotechnologie
Slide 13 - Quiz
recombinant-DNA-technieken
Met recombinant-DNA-technieken kun je DNA van de ene soort overbrengen naar het DNA van een andere soort.
Zo kun je de eigenschap van één soort overbrengen naar een andere soort.
Een voorbeeld zijn bacteriën die het menselijke hormoon insuline maken. Insuline wordt gemaakt door bacteriën waarin een menselijk gen is ingebracht. Deze insuline wordt door mensen met diabetes gebruikt.
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Wat kun je doen met recombinant-DNA-technieken?
A
DNA van dezelfde soort overbrengen
B
DNA van de ene soort overbrengen naar het DNA van een andere soort
C
Het menselijke hormoon insuline maken
D
Bacteriën genetisch modificeren
Slide 16 - Quiz
Genetische modificatie
Het aanpassen van erfelijke eigenschappen bij organismen door de mens wordt genetische modificatie genoemd.
Een genetisch gemodificeerd organisme noem je transgeen.
Meestal zijn het bacteriën en schimmels die genetisch worden gemodificeerd, maar soms ook planten en dieren.
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Vidéo
Hoe noem je een genetisch gemodificeerd organisme?
A
Mutant
B
Hybride
C
Transgeen
D
Transcript
Slide 20 - Quiz
Begrippen 3.7
Biotechnologie
Genetische modificatie
Slide 21 - Diapositive
Ik kan nu
Je kunt enkele DNA-technieken in de biotechnologie beschrijven.
Slide 22 - Diapositive
Maken 3.7
plannen toets
Slide 23 - Diapositive
Aan het werk!
Maken opdrachten 3.7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.