H5 WA Hfst 10.2B deel 1

• Wiskunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Welkom bij wiskunde

Planning van deze les

• Terugkijken naar de vorige les
• Uitleg nieuwe leerdoelen
• Werken aan hw als er tijd over is.

Leerdoel van de vorige les:

Paragraaf 2:

Causaliteit en groepen vergelijken

• Ik kan aangeven in hoeverre er een causaal verband is tussen twee variabelen.  

Wiskundedocent mevrouw Vos volgt nauwgezet het boek in haar havo-5 klas bij wiskunde A. Naast het gewone huiswerk geeft ze elke les een aantal opgaven op.
Ze constateert dat de leerlingen die vaker deze opgaven maken, hogere cijfers halen op toetsen. Ze vraagt zich af of er een oorzakelijk verband is tussen het maken van deze opgaven en de cijfers op toetsen.
Licht toe waarom inzet een gemeenschappelijke factor kan zijn bij de samenhang tussen het maken van de genoemde opgaven en de cijfers op toetsen.

Licht toe dat het door de opzet van het onderzoek onwaarschijnlijk is dat een andere gemeenschappelijke factor het verschil tussen de cijfers van de groepen verklaart.

Is aan de eerste voorwaarde voor een causaal verband bij een samenhang voldaan? Licht toe.

Leg uit of je op basis van de beschreven onderzoeksopzet kunt zeggen dat het maken van opgaven over afwisselende onderwerpen een oorzaak is van het halen van hoge cijfers voor wiskunde.

Leerdoel van deze les:

Paragraaf 2: 

Causaliteit en groepen vergelijken

• Ik kan met behulp van het formuleblad groepen vergelijken.  

       (effectgrootte en boxplot)

Bereken de kwartielafstand van het aantal gelezen woorden in groep 8

De box is het interval tussen het eerste en derde kwartiel.
Overlappen de boxen elkaar als je de boxplot van groep 5 naar dezelfde hoogte als die van groep 8 schuift?

1. Ja, ze overlappen.
2. Nee, ze overlappen niet.

Geef aan of je bij de volgende soorten statistische variabelen groepen kunt vergelijken met boxplots.

Dat kan wel

Dat kan niet

Continu

Discreet

Ordinaal

Nominaal

Op school A en B zijn de leerlingen in twee even grote groepen verdeeld. Groep 1 had les met de nieuwe methode bij het vak Frans en groep 2 met de oude lesmethode. De leerlingen hebben dezelfde toets gemaakt. In de tabellen zie je de gemiddeldes en de standaardafwijkingen van de cijfers.

Op welke school heeft de nieuwe methode het meeste effect gehad op de cijfers?

1. School A
2. School B

Geef aan of je bij de volgende soorten statistische variabelen groepen kunt vergelijken met de effectgrootte.

Dat kan wel

Dat kan niet

Continu

Discreet

Ordinaal

Nominaal

huiswerk voor deze paragraaf

Zorg dat je het volgende leerdoel beheerst:

• Ik kan met behulp van het formuleblad groepen vergelijken.       (effectgrootte en boxplot)

Maak hiervoor de opgaven 18, 20. 25 en 26 van paragraaf 2 van H10 

Extra uitdaging:

2019I 8 t/m 12