H4 Woche 12

Vertaal!
  1. groot
  2. klein
  3. mooi
  4. aardig
  5. goed

1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Vertaal!
  1. groot
  2. klein
  3. mooi
  4. aardig
  5. goed

Slide 1 - Diapositive

  1. groß
  2. klein
  3. schön
  4. nett
  5. gut
groot
klein
mooi
aardig
goed

Slide 2 - Diapositive

Tijdens de les:

was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Trappen van vergelijking (10 Min.)
K4 L1 10/11 (S. 164) 20 Min.)

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

de overtreffende trap
In het Duits maak je de overtreffende trap door voor het woord (stellende trap) am te zetten en -sten achter het woord:

am kleinsten

Slide 8 - Diapositive

Let op !:


Woorden die eindigen op -d, -t of -s klank (-s,-ss,-ß, z, sch) krijgen in de overtreffende trap: esten!:

stellende trap: spät
vergrotende trap: später
overtreffende trap: am spätesten

Slide 9 - Diapositive

uitzonderingen zijn:

goed        gut         besser       am besten
veel           viel        mehr         am meisten
graag       gern      lieber         am liebsten
groot        groß      größer       am größten

Slide 10 - Diapositive

Tijdens de les:

Idioomtoets (20 Min.)
Korrigieren (10 Mn.)
Hören: K4 L2 16 (15 Min.)

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo

groen=
  • grün
  • grüner
  • am grünsten

goedkoop=
  • billig
  • billiger
  • am billigsten
Noteer in het Duits van beide woorden de stellende, vergrotende en overtreffende trap.

Slide 13 - Diapositive

Tijdens de les:

Was weißt du noch? (10 Min.)
Jojo (5 Min.)
Trappen van vergelijking (10 Min.)
Machen: K4 L1 12 S. 164 (15 Min.)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

vergelijkingen van gelijke waarden
Vergelijkingen van iets of iemand met iets of iemand dat van gelijke waarde is, benoem je als volgt:
Das Auto von meinem Bruder und das Auto von mir sind gleich (even)groß.
of
Das Auto von meinem Bruder ist genauso (even/net zo)groß wie mein Auto.

Hier wordt het bijvoeglijk naamwoord in de basisvorm gebruikt.

Slide 19 - Diapositive

Machen: K4 L1 12 S. 164 (15 Min.)

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Slide 22 - Diapositive