argumentatiestructuren

argumenteren 
herhalen basis
uitleg argumentatiestructuren 
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

argumenteren 
herhalen basis
uitleg argumentatiestructuren 

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument, en weerlegging.
  • Je leert welke soorten argumenten er zijn (feitelijk/waarderend).
  • Je leert welke argumentatiestructuren er zijn. 

Slide 2 - Diapositive

[Er wordt een erg harde wind voorspeld.] Het is echt niet oké dat die carnavalsoptocht niet afgelast wordt!
A
Standpunt
B
Argument

Slide 3 - Quiz

[Leerlingen op het vwo moeten in vijf in plaats van zes jaar hun opleiding kunnen afmaken.] Je kunt eerder aan een vervolgstudie beginnen en je zit je minder te vervelen.
A
Standpunt
B
Argument

Slide 4 - Quiz

Feitelijke argumenten
Als iemand zijn standpunt ondersteunt met een feitelijke uitspraak (iets wat controleerbaar is) noemen we die uitspraak een feitelijk argument.

voorbeelden:
Ik ga liever niet mee naar Parijs (standpunt), want Parijs is een grote, dichtbevolkte stad (argument).

Israël en de Palestijnen zullen niet snel nader tot elkaar komen (standpunt); ze hebben immers nu al meer dan zestig jaar een ernstig conflict (argument).

Slide 5 - Diapositive

Waarderende argumenten
Iemand kan zijn standpunt ook ondersteunen met een waarderend argument. Een waarderende uitspraak geeft aan dat iets (on)wenselijk, (on)gepast, goed of slecht, mooi of lelijk is.

Voorbeelden:
Ik ga graag mee naar Parijs (standpunt), want Parijs heeft de mooiste musea van de hele wereld (argument).

Omdat we verplicht zijn om mensen in nood altijd te helpen (argument), vind ik dat we alle vluchtelingen in Nederlands moeten opnemen (standpunt).

Slide 6 - Diapositive

Feitelijk of waarderend?

De kans is erg klein dat je iets wint bij de Postcodeloterij. Je kunt er beter niet aan deelnemen.


A
feitelijk
B
waarderend

Slide 7 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Mobieltjes moeten tijdens de les verboden worden. Leerlingen kunnen er echt geen nuttige dingen mee doen.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 8 - Quiz

Feitelijk of waarderend?

Je wordt er toch beroerd van als je die heftige berichten over ontgroeningen leest. Ze moeten het ontgroenen gewoon helemaal verbieden.
A
feitelijk
B
waarderend

Slide 9 - Quiz

Tegenargument en weerleggin
Met argumenten kun je je eigen standpunt verdedigen of het standpunt van een ander aanvallen. 

Dit doe je door een tegenargument te geven. Hiermee ontkracht je het standpunt.
Je kunt een argument ook ontkrachten met een weerlegging.

Kijk dus eerst of het om een standpunt of om een argument gaat.


Slide 10 - Diapositive

Het openbaar vervoer zou gratis moeten zijn, dat zou een aanzienlijk verschil maken in de CO-uitstoot!

Reactie: Dat is toch onbetaalbaar!
A
weerlegging
B
tegenargument

Slide 11 - Quiz


A
weerlegging
B
tegenargument

Slide 12 - Quiz

Argumentatiestructuur
Een argumentatiestructuur is een schema waarin je duidelijk maakt op welke manier argumenten met elkaar en met het standpunt samenhangen. 

Slide 13 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie = één standpunt en één argument
Onderschikkende argumentatie = een argument wordt ondersteund door één of meer subargumenten (=ketenargumentatie)
Nevenschikkende argumentatie = twee of meer argumenten ondersteunen gezamenlijk het standpunt (afhankelijk en onafhankelijk)
Onder- en nevenschikkende argumentatie= combinatie van nevenschikkende en onderschikkende argumentatie


Slide 14 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie (een argument bij een standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.

Slide 15 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie (een gebruikt argument wordt door een ander argument ondersteund).
Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is slecht voor je lever.

Slide 16 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Nevenschikkende onafhankelijke argumentatie (ieder argument is op zich een zelfstandig argument voor het standpunt)

Je kunt beter geen alcohol drinken.
Het is slecht voor je gezondheid.
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 17 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Combinatie van argumentaties 
Leerlingen moeten hun huiswerk onder begeleiding in groepjes op school kunnen maken.
Leerlingen zullen dan hogere cijfers gaan halen.
Leerlingen leren dan goed samen te werken.
Leerlingen worden op school niet zo snel afgeleid als thuis
Leerlingen kunnen dan uitleg krijgen op het moment dat ze vastlopen
Leerlingen mogen bij de huiswerkbegeleiding niet bellen, appen, twitteren etc.

Slide 18 - Diapositive

Zet in een argumentatiestructuur
Standpunt: Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.

a. Jongens en meisjes leiden elkaar af.
b. Jongens en meisjes moeten op verschillende manieren de lesstof gepresenteerd krijgen.
c. Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes.
d. Jongens willen meer doen met de handen dan meisjes.
e. Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet.
f. Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken.
g. Meisjes willen meer leren dan jongens.
h. Meisjes worden eerder volwassen dan jongens.
i. Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens.

Slide 19 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Het festival van afgelopen weekend was niet leuk.
Het vliegtuig had vertraging. 
Het was erg duur. 
De hoofdact kwam niet opdagen.
Een flesje water kostte 5 euro. 
Het regende drie dagen onafgebroken.

Slide 20 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
.

Slide 21 - Diapositive

Argumentatiestructuren
Jongens en meisjes kunnen op de middelbare school beter gescheiden les krijgen.
Jongens vinden school niet zo belangrijk als meisjes. (c) 
Jongens en meisjes leiden elkaar af. (a)
Jongens en meisjes moeten op een verschillende manier de lesstof gepresenteerd krijgen. (b)
Jongens zijn met een zes al tevreden en meisjes niet. (e)
Jongens willen meer doen dan meisjes. (d)
Meisjes willen meer leren dan jongens.
(g)
Meisjes halen hogere cijfers dan jongens op proefwerken. (f)
Meisjes zijn verder in hun geestelijke ontwikkeling dan jongens. (i)
Meisjes worden eerder volwassen dan jongens. (h)

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Lien

Slide 24 - Lien