Les 45 & 46

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

Een persoonlijk voornaamwoord duidt een bezit aan.

1. Waar
2. Niet waar

Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?

1. Ja
2. Nee

'Jouw' is een persoonlijk voornaamwoord.

1. juist
2. onjuist

Wat is het persoonlijk voornaamwoord?

1. Hij
2. Iedereen
3. Het
4. Niets

bezittelijk voornaamwoord

Doet

jullie

computer

ook

zo

raar?

Hun

auto

is

duurder

persoonlijk voornaamwoord

Zij

geeft

de

kaarten

aan

ons.

Hebt

u

ons

gezien

tijdens

dat

feestje

van

hem.

Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?

Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.

persoonlijk voornaamwoord

bezittelijk voornaamwoord

hen

ik

jij

jou

jouw

mijn

onze

wij

uw

Het is hun geheim.

Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord

1. Waar
2. Niet waar

Welke zijn de bezittelijk voornaamwoorden?

1. mijn
2. uw
3. mij
4. U

Wat is GEEN bezittelijk voornaamwoord?

1. me
2. mijn
3. je
4. jouw

Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Dat is onze dierenarts.

1. Dat
2. is
3. onze
4. dierenarts

Kies het bezittelijk voornaamwoord:

1. huis
2. jouw

Persoonlijk voornaamwoord en bezittelijk voornaamwoord

1. Ik snap het
2. Ik moet nog oefenen
3. Ik heb nog uitleg nodig
4. Waar gaat dit over?

Ik snap wat een persoonlijk- en bezittelijk voornaamwoord is

010

Verwijswoorden

Wat zijn verwijswoorden?

Verwijswoorden 

Verwijswoorden wijzen iets of iemand aan. 
Voorbeelden: deze, die, dit en dat. 

Dichtbij
Deze en dit verwijzen naar iets wat dichtbij is. 
Voorbeeld: deze bloemen hebben echt water nodig. 

_____________________________________________________

Veraf
Die en dat verwijzen naar iets wat veraf is. 
Voorbeeld: die dieren leven alleen in warme landen. 

Deze verwijswoorden verwijzen naar iets wat dichtbij is.

1. dit
2. die
3. deze
4. dat

Deze verwijswoorden verwijzen naar iets wat veraf is.

1. die en dat
2. die en deze
3. het en dit
4. dat en het

Verwijswoorden

Deze en die verwijzen naar 'de' woorden.

Deze bloem - de bloem

___________________________________________

Dit en dat verwijzen naar 'het' woorden.

Dit liedje - het liedje
Dat beest - het beest

Deze verwijswoorden verwijzen naar het-woorden

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Deze verwijswoorden verwijzen naar 'de' woorden

1. dit
2. deze
3. die
4. dat

Verwijswoord

omdat 

dus

hoewel

en

hij 

zij

die

dat

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Het drumstel is van Davids vader, 

maar ________ gebruikt ________ niet meer.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

‘Wil je ________   naar de glasbak brengen?’, vraagt Ryan,

terwijll ________ de lege flessen aan Luuk geeft.

deze

die

dit

dat

hij

zij

het

ze

Welke verwijswoorden horen in deze zin? 

Sleep de verwijswoorden naar de goede plaats.

Twan heeft een bijbaantje voor twee uurtjes,

 ________  vindt    ________ niet erg.

deze

die

dat

hij

zij

het

ze

Ik snap de verwijswoorden

😒🙁😐🙂😃