literatuur - oudheid

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
12
B
6
C
14
D
15
1 / 11
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 11 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Hoeveel regels heeft een sonnet?
A
12
B
6
C
14
D
15

Slide 1 - Quiz

Wat is een octaaf?
A
Een strofe van 6 regels
B
Een strofe van 8 regels

Slide 2 - Quiz

Een verhaalmotief :
A
Keert steeds terug
B
Komt maar een keer voor

Slide 3 - Quiz

Als de verteller van het verhaal dementie heeft, kan er sprake zijn van:
A
wisselende perspectief
B
onbetrouwbaar perspectief

Slide 4 - Quiz

Een haiku heeft in totaal:
A
19 lettergrepen
B
18 lettergrepen
C
17 lettergrepen
D
16 lettergrepen

Slide 5 - Quiz

hij/zij-perspectief heet ook wel:
A
alwetend perspectief
B
personaal perspectief

Slide 6 - Quiz

Winter, kerstboom, sneeuwpop.
Deze woorden behoren tot hetzelfde
A
semantisch veld
B
allusie
C
vergelijking
D
beeldspraak

Slide 7 - Quiz

Vandaag:
  • vrije verzen
  • metrum
  • eindrijm/beginrijm/klankrijm/halfrijm/binnenrijm
  • alliteratie
  • assonantie
  • parafraseren
  • metafoor
  • homoniem
  • personificatie

Slide 8 - Diapositive

metrum : de maat van een gedicht.
u-  onbeklemtoond / beklemtoond

  • jambe =               u- | u-            -> ge-dicht
  • trochee =            -u | -u            -> -trum
  • dactylus =      - u u | - u u       -> -mel-oog
  • anapest =       u u - | u u -       -> po-e-zié

Slide 9 - Diapositive

Eindrijm - de laatste woorden van een regel rijmen op elkaar.

Beginrijm (alliteratie)- woorden beginnen met dezelfde klank.

Klankrijm- meerdere woorden hebben dezelfde klank: Die dolle honden in mijn kop hebben honger. (assonantie)

Halfrijm- De laatste woorden van een regel rijmen niet helemaal maar wel een beetje: weggedreven / zwevend

Binnenrijm- de woorden binnen een regel rijmen op elkaar. 'Zo totaal dichtbij is hij nu ook bij mij vraag je je af. 

Slide 10 - Diapositive

Lees nu tekst 2 (HAVO blz 48  VWO blz 58)
beantwoord de vragen in tweetallen, beantwoord ook onderstaande vraag.

Welk metrum denk je dat dit gedicht heeft?
Waarom?

Slide 11 - Diapositive