Taal groep 6A
1 / 15
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Vul de persoonsvorm goed in: Zweven
De arend .......... hoog in de lucht.
De arend .......... hoog in de lucht.
Slide 3 - Question ouverte
Welke is correct?
Jantje ........ heel veel in de les.
Jantje ........ heel veel in de les.
A
Praat + t
B
Prat
C
Praat
D
Praat +en
Slide 4 - Quiz
De mens spreekt, het schaap blaat
Type de persoonsvorm(en) en schrijf de uitgang op.
Type de persoonsvorm(en) en schrijf de uitgang op.
Slide 5 - Question ouverte
De man antwoordt de mail
met zijn telefoon
Welk woord is de persoonsvorm?
man
De
antwoordt
zijn
mail
Slide 6 - Question de remorquage
De man eet graag vlees, de koe houdt van gras.
Type de persoonsvorm(en) en schrijf de uitgang.
Type de persoonsvorm(en) en schrijf de uitgang.
Slide 7 - Question ouverte
Welke is goed:
Hij
Hij
A
Loop
B
sprint
C
Eett
D
Houd
Slide 8 - Quiz
zoek alle WERKWOORDEN in de zin
Jantje en Pieter lopen richting school, dat vinden zij leuk!
Jantje en Pieter lopen richting school, dat vinden zij leuk!
Slide 9 - Question ouverte
Welk rijtje klopt.
Ik-hij/zij-wij
Ik-hij/zij-wij
A
loop,loopt,loopen
B
fluit,fluit,fluiten
C
broed,broedtd,broeden
D
ren,rend,rennen
Slide 10 - Quiz
zoek de PERSOONSVORM(EN) in deze zin.
Mijn vader bezit een auto, de auto rijdt op benzine.
Mijn vader bezit een auto, de auto rijdt op benzine.
Slide 11 - Question ouverte
De dokter luisterde met een stethoscoop
naar mijn hart
Welk woord is de persoonsvorm?
dokter
De
luisterde
mijn
stethoscoop
Slide 12 - Question de remorquage
Zet de zin in de hij vorm.
Ik verzend een brief.
Ik verzend een brief.
