LE 25 A&P les 8

LE 25 A&P les 8
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

LE 25 A&P les 8

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer toets O0B

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer toets O0A

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer toets B0A

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke lessen waren er

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

les 1: 

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
A
Donker groen zijn de ovaria
B
Rood zijn de eileiders
C
Rose (onderin) is de cervix
D
Geel is het cervicaal kanaal

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Van boven naar
beneden.
A
labia majora- labia minora- vagina opening
B
Schaamhaar- clitoris- urethra- introitus- anus
C
Perineum- urethra- introitus- anus
D
vagina- clitoris-anus-perineum

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

HCG is....
A
ovulatiehormoon
B
zwangerschapshormoon
C
menstruatiehormoon
D
erectiehormoon

Slide 10 - Quiz

B
Oxytocine is een
A
hormoon wat zorgt dat weeën afnemen
B
hormoon wat zorgt dat er weeën ontstaan
C
hormoon wat zorgt dat je zwanger kan worden
D
hormoon wat zorgt dat je gaat menstrueren

Slide 11 - Quiz

B
les 2
Zwangerschapshypertensie
pre-eclampsie, eclampsie, HELLP
zwangerschapsdiabetes
IUGR, SGA, LGA, 
hyperemesis gravidarum
Partus immatures, partus prematures,serotinitiet

Slide 12 - Diapositive

Les 2: Zwangerschapscomplicaties. Hyperemesis gravidarum, diabetes gravidarum, hypertensie, pre-eclampsie, HELLP, IUGR, SGA, LGA. Oorzaak, risico’s behandeling. Toets: Wat is een partus immatures, prematures, serotiniteit IRDS. Definitie zwangerschapshypertensie. Zwangerschapsdiabetes gevaren voor moeder en kind. 
Wanneer spreek je van een zwangerschapshypertensie?

Slide 13 - Carte mentale

Dit is wanneer een vrouw die eerder een normale bloeddruk had, in de tweede helft (dus na de twintigste week) van de zwangerschap een te hoge bloeddruk ontwikkelt. Hierbij is de bovendruk hoger dan 160 mmHg en de onderdruk hoger dan 90 mmHg, of is deze met 20 mmHg gestegen.
Wat is kenmerkt een pre-eclampsie?

Slide 14 - Question ouverte

eiwitten uitplassen in de urine samen met een hypertensie. 

Klachten zijn: hoofdpijn, sterretjes zien, bandgevoel, oedemen, misselijk, braken wazig zien
eclampsie is?
A
HELLP syndroom
B
zwangerschapsvergiftiging
C
hypertensie
D
epileptisch insult

Slide 15 - Quiz

D
Zwangerschapsdiabetes geneest vanzelf helemaal na de bevalling
ja
nee

Slide 16 - Sondage

ja
Wat is juist?
A
een partus immaturus is tussen de 20-24 weken zwangerschap
B
een partus prematurus is > 37 weken zwangerschap
C
een partus aterme is tussen de 24-36 weken zwangerschap
D
een partus serotinus is boven de 42 weken zwangerschap

Slide 17 - Quiz

D
Beloop van de baring en (inleiding van de baring) les 3
Voorweeen
Ontsluitingsweeen
Uitdrijvingsweeen
Nageboorte weeen
Naweeen
rupturen

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Tijdens de ontsluiting gebeurd er iets met de cervix. Wat?
A
Verkort, opent zich, gaat naar achteren
B
gaat van binnen open, komt naar voren, blijft hard
C
Verstrijkt, verweekt en komt centraal in bekken
D
naar achteren, voelt hard, gesloten

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een uitdrijving bij de eerste bevalling mag .... uur duren
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer het perineum is gescheurd tot aan de anus noemen we dat?

Slide 21 - Question ouverte

2de graads ruptuur
APGAR score staat voor?
A is voor Appearance
A
P = pulse G= grimace A =activity R=respiration
B
P= pols G= grauw A= ademhaling R= reflexen
C
P= plas G= glimlach A= anus R= roze
D
P= pulse G= growth A= aspiration R= reflexes

Slide 22 - Quiz

A stands for Appearance (skin color)
P stands for Pulse (heart rate)
G stands for Grimace response (reflexes)
A stands for Activity (muscle tone)
R stands for Respiration (breathing rate and effort)
Les 4 complicaties kraambed
Lichamelijke en psychische klachten. 
fluxus post partum. Oorzaak van trombose, waar deze zich bevind, symptomen en behandeling. 

Slide 23 - Diapositive

Les 4: complicaties in het kraambed. Lichamelijke en psychische klachten. Toets: fluxus post partum. Oorzaak van trombose, waar deze zich bevind, symptomen en behandeling. 
Een trombose in het kraambed komt het meest voor in de
A
benen
B
armen
C
baarmoeder
D
longen

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke 3 psychische stoornissen komen voor na de bevalling

Slide 25 - Carte mentale

postpartum depressie
baby blues
psychose
Wat betekent een fluxus post partum
A
bloedverlies van 500ml in de eerste 6 uur na de bevalling
B
bloedverlies van 500ml in de eerste 3 uur na de bevalling
C
bloedverlies van meer dan 1000ml in de eerste 6 uur na de bevalling
D
bloedverlies van meer dan 1000ml in de eerste 3 uur na de bevalling

Slide 26 - Quiz

C
Les 5; gezonde en zieke baby
gezonde en zieke pasgeborene. Geboorteletsels. Icterus, aangeboren afwijkingen. Toets: apgar, caput succedaneum, IRDS, neonatale icterus, spruw, reflux, RS, OMA. 

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn de oorzaken van icterus

Slide 28 - Question ouverte

vroeggeboorte;
verschil van bloedgroep tussen moeder en kind (b.v. rhesusantagonisme);
een infectie;
een bloeduitstorting veroorzaakt bij de geboorte waardoor teveel rode bloedcellen worden afgebroken;
een hoog hemoglobinegehalte waardoor een verhoogde afbraak van rode bloedcellen optreedt.
IRDS staat voor:
A
irregulaire resuscitatie druk syndroom
B
infant restless distress symptoms
C
infant respiratory distress syndrome
D
hyaline membraanziekte

Slide 29 - Quiz

C
Een ander woord voor caput succedaneum is:
A
vacuum hoofd
B
geboorte gezwel
C
hersenbloeding
D
voorhoofdsligging

Slide 30 - Quiz

B
Veel voorkomend luchtweg virus. Geen medicijn voor
A
spruw
B
influenza
C
respiratoir syncytieel
D
corona

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

les 6; vlekjes
Varicella, rubella, parotitis epidermica, morbilli, erythema infectiosum, exanthema subitum, rotavirus, norovirus, pertussis. Symptomen en behandeling

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit virus verspreid zich door hoesten en niezen, kunt oogontsteking krijgen, rode vlekjes. Het is een van de meest besmettelijke kinderziektes. In ontwikkelingslanden geeft deze hoge kindersterfte
A
rubella
B
parotitis epidermica
C
varicella
D
morbilli

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De kindervaccinatie DKTP staat voor?
A
Druipneus, knokkelkoorts, tranen en peristaltiek
B
Duodenum, karbonkel, talus, polydipsie
C
Difterie, tetanus, kinkhoest en polio
D
diarree, kriebelhoest, trombose, pokken

Slide 34 - Quiz

C
Welke symptomen geeft de bof?

Slide 35 - Carte mentale

1 of 2 dikke wangen, pijnlijk, koorts en ziek, kauwen en slikken doen pijn. Kan onvruchtbaarheid veroorzaken. 
Welk vlekje ten gevolgen van een virus zie je hier?

Slide 36 - Diapositive

waterpok
Les 7
Kinderziektes. Bacteriële meningitis, virale meningitis. CF, pseudokroep, koortsconvulsies. Symptomen en behandeling

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe stel je de diagnose cystic fybrose?
A
Slijm, bloedtest, adem
B
Hielprik, zweettest, DNA
C
Uiterlijk, jongens, MRI
D
Urine, meisjes, CTscan

Slide 38 - Quiz

5) Cystic fybrose
A) Wat is het: taaislijmziekte.. Het slijm is taai en dik in de keel, longen, darmen
B) Wat is de oorzaak: Erfelijke aandoening
C) Symptomen: Enkele symptomen die mensen met taaislijmziekte kunnen hebben, zijn: veel hoesten (vanwege vastzittend slijm in de longen), ijzertekort in het bloed, maagdarmproblemen en verlittekening van de lever (levercirrose). Hoewel het verloop van taaislijmziekte grillig is en voor iedereen verschillend, ontstaan de klachten bijna altijd in de longen en in de spijsverteringsorganen
D) Diagnose en behandeling: hielprik, zweettest, DNA, medicijnen, voeding, bewegen, fysiotherapie

Ontstaan waterpokken door een...
A
virus
B
bacterie
C
schimmel
D
parasiet

Slide 39 - Quiz

A
Virale en bacteriële meningitis verlopen anders. Grootste verschil zit in de....?
A
behandeling van de een is afwachtend de ander opname in ziekenhuis
B
de een is een virus en ander een bacterie
C
de een met opname de ander met antibiotica
D
van de een ga je dood en van de de ander heb je geen schade

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Foutje in schema
Kinkhoest is geen virus maar een bacterie! 

Slide 41 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is je het meest bijgebleven uit de A&P lessen van LE 25?

Slide 42 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Hebben jullie nog tips/ tops voor mij?

Slide 43 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Heel veel succes met de toets! 

Slide 44 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Rhesus antagonisme

Slide 45 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions