A comer - bares y restaurantes 1

• Spaans
• WO
• Studiejaar 3

Actividad inicial

¿Habéis corregido las páginas 8 à 12? Si no, hazlo para la clase que viene.

Vamos a repasar/practicar el vocabulario que habéis aprendido hasta ahora. Entra en el Lesson Up y responde a las preguntas. 

Cuando vas a al supermercado a comprar alimentos, esto se llama...

1. hacer la compra
2. poner la mesa
3. recoger la mesa
4. hacer los recados

Esta fruta en español
se llama...

1. sandías
2. cerezas
3. uvas
4. zanahorias

¿Dónde puedes comprar....

carnicería

droguería

verdulería

pescadería

panadería

floristería

calabacines

merluza

rosas para San Valentín

carne de cordero

magdalenas

espárragos

pastillas

mariscos

Hoe vraag je of je een tafel kunt reseveren in een restaurant?

Je hebt geen idee wat je wil nemen. Hoe vraag je de ober om een suggestie?

Hoe bestel je een voorgerecht? Je mag zelf iets invullen.

Hoe bestel je een hoofdgerecht? Je mag zelf iets invullen.

Je wil de ober laten weten dat je hoofdgerecht lekker is, maar wel een beetje bitter. Hoe zeg je dit?

Hoe bestel je een toetje? Je mag zelf iets invullen.

Je bent klaar met eten en wil graag afrekenen. Hoe vraag je om de rekening?

De repente, el camarero dice «¡Invita la casa!».

Wat bedoelt de ober? Antwoord in het Nederlands.

Tema 1: La comida (p. 13)

1. Lees de tekstjes. Begrijp je ze? Zijn er onbekende woorden?

2. Maak de opdrachten op p. 14.