3 april 2023 klas B


A
het fietspad
B
de stoep
C
het stoep
D
de fietspad
1 / 27
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon


A
het fietspad
B
de stoep
C
het stoep
D
de fietspad

Slide 1 - Quiz

'Moet jij houswerk maken?' vroeg moeder.
A
goed
B
fout

Slide 2 - Quiz

In de lente vallen alle blaadjes van de bomen.
A
goed
B
fout

Slide 3 - Quiz

In de zomer schijnt de zon vaak.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

Een ander woord voor voorjaar is
A
herfst
B
winter
C
lente
D
zomer

Slide 5 - Quiz

Een ander woord voor najaar is
A
lente
B
zomer
C
herfst
D
winter

Slide 6 - Quiz

' Uitslapen' betekent
A
lang slapen
B
kort slapen

Slide 7 - Quiz

' Uitleggen' betekent
A
iets neerleggen
B
iets vertellen over het onderwerp
C
iets pakken

Slide 8 - Quiz

Een stoplicht heeft drie kleuren:
A
rood, geel, blauw
B
rood, oranje, blauw
C
rood, zwart, groen
D
rood, oranje, groen

Slide 9 - Quiz

Welke woorden horen bij:
koken
A
mes, snijden, fornuis
B
vork, springen, strijkplank
C
kledingwinkel, veters, jurk

Slide 10 - Quiz

Welke woorden horen bij:
kleding
A
sokken, lepel, bikini
B
bril, T-shirt, fiets
C
sokken, jurk, schoenen
D
armband, stoel, broek

Slide 11 - Quiz

Wat kun je drinken?
A
appelsap
B
komkommer
C
melk
D
kaas

Slide 12 - Quiz


A
een flat
B
een huis

Slide 13 - Quiz

De jongen ...... op straat.
A
staan
B
staat

Slide 14 - Quiz

Het meisje wil .....
A
zwemen
B
zwemmen

Slide 15 - Quiz

Wat hoort bij:
zwemmen
A
voetbal
B
bikini
C
telefoon
D
slippers

Slide 16 - Quiz


A
stijkplan
B
strijkplank
C
stijkplank
D
strijkbout

Slide 17 - Quiz

Zij ....... graag ........
A
leezt, boken
B
leest, boken
C
leezt, boeken
D
leest, boeken

Slide 18 - Quiz

De zon...
A
schijnen
B
schijnt
C
schijndt

Slide 19 - Quiz

De zon en de maan...
A
schijnt
B
schijnd
C
schijnen

Slide 20 - Quiz

Een ander woord voor 'juf' is
A
leraar
B
lerares

Slide 21 - Quiz

Een ander woord voor 'meester' is
A
leraar
B
lerares

Slide 22 - Quiz

Een ander woord voor 'licht' is:
A
stoel
B
lamp

Slide 23 - Quiz

Een appel is een kledingstuk.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Een appel is groente.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Een appel is fruit.
A
waar
B
niet waar

Slide 26 - Quiz

Einde

Bedankt voor het meedoen!

Slide 27 - Diapositive