lezen blok 3 en 4 kriskras opdrachten

Welkom!
 
Pak alvast je pen,  boek en schrift zodat we snel kunnen beginnen!


TOETSWEEK: CLAROREAD? geef het even door
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Welkom!
 
Pak alvast je pen,  boek en schrift zodat we snel kunnen beginnen!


TOETSWEEK: CLAROREAD? geef het even door

Slide 1 - Diapositive

Vandaag gaan we:
De toetsstof oefenen aan de hand van verschillende opdrachten. Welk groepje heeft het eerst de GOEDE antwoorden
HOE?
- Je krijgt een aantal opdrachten te zien op het bord.
- In zacht overleg zoeken jullie de juiste antwoorden.
- Heb je alle antwoorden gevonden en denk je dat ze goed zijn?
- Klap 2x in je handen. Zijn de antwoorden juist? Beloning! 

Slide 2 - Diapositive

Opdracht 1
Blz. 155, tekst 5.

a) Welke manier gebruikt de schrijver om de tekst in te leiden?
b) Welk tekstverband (uitspraak .................) zie je in regel 33?
c) Leg je antwoord uit.
d) Welk tekstverband zie je in regel 40-41? 
e) Leg je antwoord uit.


Slide 3 - Diapositive

Opdracht 2
Blz. 150, tekst 3
a) Wat is de kernzin van alinea 3?
b) Waarnaar verwijzen de volgende woorden:
- dat (reg. 5) .     
- die (reg. 9)
- het (1e) in reg. 18
- het (2e) in reg. 28
 

Slide 4 - Diapositive

Opdracht 3
Blz. 157 tekst 6
a) Welke manier van inleiden wordt gebruikt?
b) Op welke wijze wordt de tekst afgesloten?
c) Wat is de kernzin van de laatste alinea?
d) Wat het het tekstdoel van deze tekst?
e) In reg. 31-32 zie je een uitspraak. Wat volgt er op deze uitspraak? Licht je antwoord toe.

Slide 5 - Diapositive

Opdracht 4
Blz. 205 tekst 3
 a) Welke manier van inleiden wordt er gebruikt?
b) Wat is de tekstvorm van deze tekst?
c) Wat is de kernzin van alinea 2?
d) Welke verbindingsmanier wordt gebruikt tussen alinea 2 en 3
e) Leg je antwoord uit.
f) Is reg. 20  'gevoelens als....sociaal gedrag'  hoofd- of bijzaak?

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 5

a) Welke manieren om alinea's aan elkaar te verbinden ken je?

b) Welke tekstverbanden ken je? 
     Uitspraak   ...........
     Uitspraak   ...........
     Uitspraak   ............

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 6
Blz. 209, tekst 5
a) Welke manier(en) van inleiden gebruikt de schrijver?
b) Hoe zijn de volgende alinea's met elkaar verbonden?
    - alinea 2 en 3 (reg. 14-15)
    - alinea 3 en 4
c) Licht je antwoord toe.
d) Op welke manier wordt de tekst afgesloten?

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 7
Blz. 207, tekst 4
a) Op welke manier wordt alinea 1 aan alinea 2 verbonden?
b) Op welke manier zijn alinea 2 en 3 aan elkaar verbonden?
c) Leg beide antwoorden uit.
d) Welke zin in alinea 2 geeft de uitspraak weer, behorend bij voorbeeld?
e) Welke signaalwoorden geven hier het voorbeeld aan?

Slide 9 - Diapositive

Wat zijn de vier manieren om een tekst in te leiden?

Slide 10 - Question ouverte

Op welke manieren kan een schrijver de tekst afsluiten?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is een kernzin?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het onderwerp van een tekst?

Slide 13 - Question ouverte

Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 14 - Question ouverte

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen hoofdzaken en bijzaken in een tekst?

Slide 16 - Question ouverte

Slide 17 - Lien