Argumentatieleer V6 - quiz 1

• Nederlands
• Voortgezet speciaal onderwijs

Argumentatieleer

Drogredenen

Programma

1. Sorteertaak (activeren voorkennis)

2. Quiz (theorie toepassen)

1. Sorteertaak (max. 15 minuten)

• Leg de juiste strookjes bij elkaar.

1. Soort drogreden
2. Toelichting
3. Voorbeeld

• Ligt alles correct? Bestuur dan de theorie. Deze kennis heb je nodig om de quiz te winnen.

2. Quiz

• Er volgen zo dadelijk elf vragen.
• Per vraag heb je 20 seconden de tijd om de vraag te beantwoorden.

                                                          Succes!

Drogredenen

Van welke drogredenen is sprake in de volgende uitspraken?

1. Ik vind dit een goed plan. Bent u het niet met mij eens? Kom dan eerst maar eens met argumenten!

1. Het bespelen van het publiek.
2. De persoonlijke aanval.
3. Het ontduiken van de bewijslast.
4. De overhaaste generalisatie.

2. Zie je dat dan niet? Het is triviaal!

1. Het bespelen van het publiek.
2. Het ontduiken van de bewijslast.
3. Een cirkelredenering.
4. Een verkeerde vergelijking.

3. Het is de afgelopen 3 jaar erg warm geweest, dus het klimaat verandert.

















Het is de afgelopen 3 jaar erg warm geweest, dus het klimaat verandert.

1. Een valse vergelijking.
2. Een overhaaste generalisatie.
3. Een cirkelredenering.
4. Het vertekenen van het standpunt.

4. Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.

1. Een verkeerde vergelijking.
2. Een overhaaste generalisatie.
3. Een cirkelredenering.
4. Een onjuiste oorzaak-gevolgrelatie.

5. Bewijst u maar eens dat u daar niet te hard reed.

1. Het ontduiken van de bewijslast.
2. Een overhaaste generalisatie.
3. Een verkeerde vergelijking.
4. De persoonlijke aanval.

Van welke drogredenen is sprake

in de volgende fragmenten?

6. Wilders maakt gebruik van

1. het hellend vlak.
2. het bespelen van het publiek.
3. een verkeerde vergelijking.
4. een overhaaste generalisatie.

7. Louis van Gaal maakt gebruik van

1. het bespelen van het publiek.
2. een vals dilemma.
3. een verkeerde vergelijking.
4. een overhaaste generalisatie.

8. Als Derksen over Simons praat, maakt hij gebruik van

1. het hellend vlak.
2. het bespelen van het publiek.
3. een verkeerde vergelijking.
4. de persoonlijke aanval.

9. Trump maakt gebruik van

1. het bespelen van het publiek.
2. een vals dilemma.
3. een verkeerde vergelijking.
4. een overhaaste generalisatie.

10. De geïnterviewde maakt gebruik van

1. het bespelen van het publiek.
2. een vals dilemma.
3. een verkeerde vergelijking.
4. een cirkelredenering.

11. Het voorbeeld in het filmpje is een typisch voorbeeld van een anekdotisch bewijs. Een anekdotisch bewijs noemen we ook wel

1. een overhaaste generalisatie.
2. het bespelen van het publiek.
3. een verkeerde vergelijking.
4. de wet van de kleine getallen.

Einde quiz

Nu volgt er tot slot een samenvatting van alle drogredenen

die je moet kennen voor het Centraal Schriftelijk.

Aanvulling

Sinds 2017 aanpassingen --> argumentatie.