Grammatica:
- Je kunt de persoonsvorm in een zin vinden.
- Je kunt het werkwoordelijk gezegde, onderwerp en lijdend voorwerp benoemen.
- Je kunt een gesplitst werkwoord herkennen.
- Je weet dat je het woordje ‘te’ en de woordjes ‘aan het’ bij het werkwoordelijk gezegde moet plaatsen.