bariumcarbonaat slecht oplosbaar, dus het kan niet
Slide 11 - Quiz
Dan naar
oplosvergelijkingen
Slide 12 - Diapositive
Geef, indien mogelijk, de oplosvergelijking van calciumhydroxide
Slide 13 - Question ouverte
Wat klopt hier niet?
BaOH2(s)−>Ba2+(aq)+2OH−(aq)
A
de '2' achter BaOH
B
De haakjes missen in de verhoudingsformule
C
de '2' voor hydroxide
D
niks, alles klopt.
Slide 14 - Quiz
Vervolgens naar
neerslagvergelijkingen
Slide 15 - Diapositive
Er zijn vier ionsoorten in oplossing. Welke vormen een slecht oplosbaar zout?
K++NO3−+Al3++CO32−
A
K++NO3−
B
K++CO32−
C
Al3++NO3−
D
Al3++CO32−
Slide 16 - Quiz
Je hebt twee oplossingen: zinksulfaat en bariumhydroxide. Deze voeg je bij elkaar. Onstaat er een neerslag? Zo ja, noteer de neerslagreactie.
Slide 17 - Question ouverte
Een pot magnesiumchloride is mogelijk vervuild met bariumchloride. Welk zout kun je gebruiken om te achterhalen of de pot vervuild is met bariumchloride.
A
natriumfosfaat
B
ammoniumsulfaat
C
lood(II)sulfaat
D
kaliumhydroxide
Slide 18 - Quiz
Goed gewerkt
Slide 19 - Diapositive
Welk cijfer denk je voor deze proeftoets behaald te hebben?
Slide 20 - Sondage
Dat was het! Geef een inschatting van jouw cijfer! (en evt commentaar)