NE 2K - Hh H6: L, WS, TV (week 4)

Welkom
Nederlands
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Programma
Lespogramma
  • Herhaling stof.
  • Oefentoets maken.
  • Opdrachten afmaken op opnieuw maken. Of: Trainen.

Onderdelen
  • Leesvaardigheid: Tekst en publiek.
  • Woordenschat: Woordbetekenissen vinden. GL: Spreekwoorden en uitdrukkingen.
  • Taalverzorging 6.1: Meervouden op -s, -en, -ën. GL: Vaste voorzetsels bij werkwoorden.
  • Taalverzorging 6.2: Werkwoordspelling.
  • Taalverzorging 6.3: Schrijven zonder fouten. GL: Meervouden op -en, -s, -ën en -n.

Slide 2 - Diapositive

H6 - Leesvaardigheid
Leerdoel
  • Je weet welk publiek de schrijver met een tekst voor ogen heeft. 

Uitleg
  • Publiek = voor wie de schrijver de tekst schrijft.
  • Kenmerken = onderwerp, taalgebruik (modern, nieuwe woorden, informeel of formeel), bron, lay-out (opmaak: illustraties, kleuren, lettertypen).

Slide 3 - Diapositive

H6 - Woordenschat
Leerdoel
  • Je kunt de betekenis van een woord in de tekst vinden.

Uitleg
Manieren om de betekenis van een woord in de tekst te vinden.
  • Synoniem: Veel mensen vinden dat de overheid met de maatregelen in de coronatijd onmogelijke regels heeft opgelegd aan de bevolking.
  • Betekenis: De bezuinigingen hebben ertoe geleid dat er minder geld uitgeven kan worden.
  • Voorbeeld: Een van de crononamaatregelen is de beslissing dat mensen anderhalve meter afstand moeten bewaren. 
  • Tegenstelling: Afstand houden betekent dat je niet dichtbij mag komen.
  • Bekend woorddeel: Een maatregel is een regel die wordt ingesteld.
  • Pas als deze strategiën niet helpen, mag je het woordenboek raadplegen.
  • Soms heeft een woord een figuurlijke betekenis. Bijvoorbeeld: De coronamaatregelen zijn voor iedereen een zware last (= iets wat je moet tillen).

Slide 4 - Diapositive

TV6.1 - Meervouden op -s, -en, -ën
Leerdoel
  • Je kunt meervouden op -s, -e en -ën vormen.

Uitleg
Meervoud op -s
  • Plak de -s eraan vast: telefoon > telefoons, game > games, vakantie > vakanties.
  • Gebruik 's om de klank lang te houden: radio > radio's, baby > baby's, echo > echo's.

Meervoud op -en
  • Plan -en eraan vast: klomp > klompen, doek > doeken.
  • Let op de spellingsregels: lokaal > lokalen, kat > katten, druif > druiven, muis > muizen.

Meervoud op -ën (waar de trema staat begint de je-klank).
  • Zee > zeeën (zee-jen), twee > tweeën (twee-jen).
  • Let op de klemtoon: strategie > strategieën, maar: bacterie > bacteriën.

Slide 5 - Diapositive

TV 6.2 Werkwoordspelling
Bron: Nieuw Nederlands, 6e editie, 2 VMBO-T/HAVO, p 231
Voorbeeldzinnen
1. John [wisselen] van baan.
2. Onze spits heeft [scoren].
3. Leg het verschil uit: Het is gebeurd / Het gebeurt.
4. Daar [huizen] vroeger een vleermuis.
5. Leg het verschil uit: Wordt niemand ziek / Word je ziek? / Wordt je broer ziek?
6. Wij [opstaan] vroeger nooit vroeg [op].
7. Sommigen van jullie [genieten] van de [aflopen] periode.
8. Leg het verschil uit: Winkeldief bekent / Winkeldief bekend.
9. Wie [verlangen] vorig jaar nog naar nooit meer school? 


Slide 6 - Diapositive

TV6.3 - Schrijven zonder fouten
Leerdoel
  • Je kunt een tekst zonder fouten schrijven. 

Uitleg
Foutloos schrijven kan als je de geschreven tekst goed nakijkt
  • Gebruik het schema van werkwoordspelling (zie volgende sheet). Ga voor ieder werkwoord de regels na.
  • Begin een zin met een hoofdletter. Eindig altijd met een punt, uitroepteken of vraagteken.
  • Zet een komma voor voegwoorden als want, omdat, zodat, maar niet voor en.
  • Zet een komma tussen twee persoonsvormen en tussen delen van een opsomming (zie  bijvoorbeeld punt 3).

Slide 7 - Diapositive

TV6.3 - Schrijven zonder fouten
Leerdoel
  • Je kunt een tekst zonder fouten schrijven. 

Uitleg
  • Schrijf namen met een hoofdletter, maar niet maanden, seizoenen, windstreken en dagen.
  • Gebruik de juiste verwijswoorden (de-woorden > deze, die; het-woorden > dit, dat).

Gebruik hulpmiddelen om foutloos te schrijven.
  • Zoek moeilijke woorden op in een (online) woordenboek.
  • Gebruik spellingcontrole.

Slide 8 - Diapositive

TV6.3 - Schrijven zonder fouten
Vind de 20 fouten.
  1. Een nieuwe rage is overgewaait uit de verenigde staten.
  2. de boekenkast van ikea kan in bruin zwart en wit worden geleverd
  3. Dat vind ik spannend want ik ben bang voor hoogtens.
  4. Als de nieuwe regels bekend zijn ga ik gelijk op vakantie.
  5. Mijn nichtje die hier gisteren was komt volgende week weer?
  6. In Februari zeilden wij meestal richting het Westen 
  7. De jongen word beloont voor zijn heldhaftige gedrag omdat hij een oude vrouw heeft gered,

Slide 9 - Diapositive

TV6.3 - Schrijven zonder fouten
Vind de 20 fouten.
  1. Een nieuwe rage is overgewaait uit de verenigde staten.
  2. de boekenkast van ikea kan in bruin zwart en wit worden geleverd
  3. Dat vind ik spannend want ik ben bang voor hoogtens.
  4. Als de nieuwe regels bekend zijn ga ik gelijk op vakantie.
  5. Mijn nichtje die hier gisteren was komt volgende week weer?
  6. In Februari zeilden wij meestal richting het Westen 
  7. De jongen word beloont voor zijn heldhaftige gedrag omdat hij een oude vrouw heeft gered,

Slide 10 - Diapositive

GL TV6.3 - Meervoud op -s, -en, -ën
Leerdoel
  • Je kunt meervouden op -s, -en en -ën goed spellen.

Uitleg
  • Voeg -en toe: boer - boeren.
  • Denk aan de spellingregels: klas > klassen; schaar > scharen; raaf > raven; doos > dozen.
  • Voeg - s toe: tafel > tafels.
  • Denk aan de spellingregels (bij -a, -o, -u, -i of -y): pizza > pizza's.

  • Voeg -ën toe na -ee (zee > zeeën) of na -ie met klemtoon (amfibie > amfibieën maar bacterie > bacteriën).

Slide 11 - Diapositive

Programma
Lespogramma
  • Herhaling stof.
  • Oefentoets maken.
  • Opdrachten afmaken op opnieuw maken. Of: Trainen.

Onderdelen
  • Leesvaardigheid: Tekst en publiek.
  • Woordenschat: Woordbetekenissen vinden. GL: Spreekwoorden en uitdrukkingen.
  • Taalverzorging 6.1: Meervouden op -s, -en, -ën. GL: Vaste voorzetsels bij werkwoorden.
  • Taalverzorging 6.2: Werkwoordspelling.
  • Taalverzorging 6.3: Schrijven zonder fouten. GL: Meervouden op -en, -s, -ën en -n.

Slide 12 - Diapositive