Taalverzorging H3 - kader

Oefentoets Taalverzorging H3
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Oefentoets Taalverzorging H3

Slide 1 - Diapositive

Welk zinsdeel vind door de volgende vraag te stellen: Wie/Wat + gezegde + onderwerp?
A
Gezegde
B
Lijdend voorwerp
C
Onderwerp

Slide 2 - Quiz

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?
A
Wie/Wat + gezegde?
B
Wie/Wat + gezegde + onderwerp?
C
Wie/Wat + persoonsvorm?

Slide 3 - Quiz

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Gisteren heb ik mijn rekening opgeheven.

Slide 4 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Door de regen staakte de scheidsrechter de wedstrijd.

Slide 5 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Lisa vergeet de hele tijd haar portemonnee.

Slide 6 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
De postbode heeft twee uitnodigingen bezorgd.

Slide 7 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Sacha vertelt iedere pauze een leuk verhaal.

Slide 8 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Tijdens de zomervakantie hebben we onze tent ergens in Frankrijk neergezet.

Slide 9 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Chocolade lust Wouter op ieder moment van de dag.

Slide 10 - Question ouverte

Noteer pv, ow, gez en lv van de volgende zin:
Waarom heb je niet een stukje groentetaart geproefd?

Slide 11 - Question ouverte

Kies het juiste verwijswoord:
Ik heb de foto’s van de vakantie nog niet gezien. Haal jij [het/ze] zo even op?
A
het
B
ze

Slide 12 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Het hoesje van Bennies mobiel, [dat / die] ik zo leuk vind, kost maar tien euro.

A
dat
B
die

Slide 13 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Op Facebook heeft Josien een afbeelding van zichzelf gezet, maar ik vind [haar / hem] niet zo leuk.
A
haar
B
hem

Slide 14 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Waar heb je mijn sleutels gevonden, [die|dat] ik gisteren kwijt was?
A
die
B
dat

Slide 15 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
Jouw mobiel ligt nog bij ons op tafel, haal je [hem|het] vanavond op?
A
hem
B
het

Slide 16 - Quiz

Kies het juiste verwijswoord:
De televisie is kapot, want [hij|het] is gisteren van de kast gevallen.
A
hij
B
het

Slide 17 - Quiz

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
bieden - Hoeveel is er uiteindelijk voor dit zilveren sieraad ...?

Slide 18 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
raken - Bij de botsing is gelukt niemand gewond ... .

Slide 19 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
duwen - Tineke werd in het ijskoude water ... .

Slide 20 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
afdalen - Zijn die waaghalzen langs deze bergwand ... ?

Slide 21 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
afschaffen - Wordt het niet tijd dat statiegeld wordt ... ?

Slide 22 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
twijfelen - Sjoerd heeft het hele jaar over zijn sectorkeuze ... .

Slide 23 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
schieten - Tijdens het nieuwjaarsfeest zijn er honderden vuurpijlen de lucht in ... .

Slide 24 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
melden - Mijn buurman heeft de inbraak van afgelopen nacht bij de politie ... .

Slide 25 - Question ouverte

Kies de juiste spelling:
De nieuwe boekenkast ging ... naar de leverancier, omdat hij beschadigd was.
A
retaur
B
retour

Slide 26 - Quiz

Kies de juiste spelling:
Toen de dief gesnapt werd, riep hij: ‘Ben je op zoek naar een […]?’
A
cadeau
B
cadeou

Slide 27 - Quiz

Kies de juiste spelling:
In de pauze at de ... een broodje gezond.
A
jaurnalist
B
journalist

Slide 28 - Quiz

Kies de juiste spelling:
Bij het ... maakte ik diverse salades.
A
gaurmetten
B
gourmetten

Slide 29 - Quiz

Voor de toets zou ik graag nog meer uitleg krijgen over:
A
Lijdend voorwerp
B
Verwijswoorden
C
Voltooid deelwoord
D
Niets, ik begrijp ALLES!

Slide 30 - Quiz