Schrijf de pv, het ow, gez, lv en mv van de volgende zin op: Marco heeft een bos bloemen aan Louise gegeven.
Slide 3 - Question ouverte
Schrijf de pv, het ow, gez, lv en mv van de volgende zin op: Sabine stuurt een ansichtkaart naar haar opa en oma.
Slide 4 - Question ouverte
Verwijswoorden
Me, mij en mijn
Je, jou en jouw
Slide 5 - Diapositive
Verwijswoorden
Mijn, jouw, je -> als er een bezit achter staat
Mij, me, jou en je -> Als er geen bezit achter staat.
Slide 6 - Diapositive
Verkleinwoorden
Bij een verkleinwoord voeg je meestal gewoon '-je' toe, maar soms moet je nog meer toevoegen: '-tje', '-pje', '-g -kje' of een extra klinker of zelfs een extra klinker/medeklinker
Slide 7 - Diapositive
Vul van de volgende woorden het verkleinwoord in: trui, foto, paard, kind, stem, bloem
Slide 8 - Question ouverte
Lastige werkwoordsvormen
Werkwoorden kun je in drie werkwoordsvormen schrijven: tegenwoordige tijd (tt)
verleden tijd (vt)
voltooid deelwoord (vd)
Slide 9 - Diapositive
Kies de juiste vorm: De leerkracht heeft nog voor de toets vragen van leerlingen
A
beantwoord
B
beantwoordt
Slide 10 - Quiz
Kies de juiste vorm: Een aardige vrouw ... de gebarentaal voor de kijkers.
A
vertaalt
B
vertaald
Slide 11 - Quiz
Kies de juiste vorm: Tijdens haar stage heeft Janna zich ... over een groep kinderen.
A
ontfermd
B
ontfermt
Slide 12 - Quiz
Bijwoordelijke bepaling
Waar? Waarheen? Waarom? Waardoor? Waarvandaan? Wanneer? Hoe? Van wie?
Slide 13 - Diapositive
1 De 12-jarige Giovanni en zijn vader reden op de A27. 2 Plotseling kreeg Giovanni’s vader een epileptische aanval. 3 Giovanni pakte onmiddellijk het stuur.
Slide 14 - Question ouverte
4 Hij reed de auto naar de vluchtstrook. 5 Met de handrem stopte hij de auto. 6 Vervolgens belde hij 112. 7 Een ambulance heeft zijn vader naar het ziekenhuis gebracht.
Slide 15 - Question ouverte
8 De auto werd door een berger vervoerd. 9 De verkeerspolitie overhandigde een presentje aan Giovanni vanwege zijn heldendaad.
Slide 16 - Question ouverte
Trappen van vergelijking:
De stellende trap: knap
De vergrotende trap: knapper
De overtreffende trap: knapst
Slide 17 - Diapositive
Schrijf de vergrotende en overtreffende trap op van de volgende woorden: mooi, vervelend, stom, groot, klein