Les 2: Mens en gezondheid Hoofdstuk 9

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 9 
Een maaltijd bereiden en opdienen.

1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

Éléments de cette leçon

Mens en gezondheid
Hoofdstuk 9 
Een maaltijd bereiden en opdienen.

Slide 1 - Diapositive

Doelen:
  • Ik weet welke keukengerei en apparatuur er in de keuken gebruikt worden. 
  • Ik weet hoe ik ingrediënten kan wegen en meten.
  • Ik weet hoe ik een recept moet lezen, omrekenen en bereiden.
  • Ik weet de hygiëneregels in de keuken en voor zichzelf.

Slide 2 - Diapositive

Een recept lezen

Slide 3 - Diapositive

Recept
ingrediënten
Aantal personen
Bereidingswijze

Slide 4 - Diapositive

Stappen werken met een recept

  1. Was je handen
  2. Lees het recept goed door
  3. Zet de ingrediënten klaar
  4. Zet de materialen klaar
  5. Weeg of meet de ingrediënten af




6. Volg de stappen volgens het recept
7. Ruim afval direct op
8. Presenteer het gerecht
9. Was af en ruim de keuken op

Slide 5 - Diapositive

Recept omrekenen
Meer personen; vermenigvuldigen ( x )
Minder personen: delen door ( : )

Bekijk hoe vaak je het recept moet vermenigvuldigen
Gebruik eventueel een verhoudingstabel

VOORBEELD blz 189 - klassikaal

Slide 6 - Diapositive

Meten en wegen:
Wanneer gebruik je een maatbeker?
Waar let je op bij gebruik van een weegschaal?

Slide 7 - Diapositive

Wegen en meten
Vloeistoffen kun je afmeten in een maatbeker.


 1 liter
1000ml
 1 liter 
100 cl
 1 liter 
10 dl

Slide 8 - Diapositive

Liters
1 liter (l) = 10 deciliter (dl) = 100 centiliter (cl) = 1000 milliliter (ml/cc)

1 dl = 10 cl = 100 ml

1 cl = 10 ml (10 cc)

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Kilogram

 

 


1 kilo =                  1 pond  =          1 ons =
1000 gram          500 gram         100 gram

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Vidéo


Een kilo is evenveel als
A
100 gram
B
1.000 gram
C
1.000 milliliter
D
100 centiliter

Slide 13 - Quiz

Hoeveel is een pond
A
50 gram
B
5000 gram
C
5 gram
D
500 gram

Slide 14 - Quiz

Hoeveel is een ons
A
10 gram
B
1 gram
C
100 gram
D
1000 gram

Slide 15 - Quiz

keukengerei en Keukenapparatuur
Keukengerei = zijn pannen, messen, bakblikken, een deegroller, weegschaal en een keukenwekker. Het is het gereedschap voor in de keuken.

Keukenapparatuur  = fornuis, oven, magnetron, frituurpan.

Slide 16 - Diapositive

Is dit keukengerei of keukenapparatuur

Slide 17 - Question ouverte

Welke apparatuur zie je hier ?

Slide 18 - Question ouverte

Snijplanken

Slide 19 - Diapositive

Schoonmaken, opdelen en bereiden

Slide 20 - Diapositive

Mise en Place

Voorbereidende werkzaamheden. 
Uit het Frans letterlijk vertaalt: 
'op zijn plaats gezet’. 

  1. Je begint met je handen wassen.
  2. Lees het recept en de bereidingswijze goed.
  3. Zet al je keukengerei klaar.
  4. Pak de juiste pannen en schalen.
  5. Zet je ingrediënten klaar.
  6. Weeg / meet ingrediënten af.
  7. Maak de groenten schoon.
  8. Kruid het vlees.
  9. Ruim afval meteen op.
  10. Kijk waar je mee moet beginnen en volg het recept
  11. Bereid het eten.
  12. Zorg dat het eten mooi op tafel komt.
  13. Was af en ruim op.

Slide 21 - Diapositive

Wat wordt bedoeld met
'mise en place'?

Slide 22 - Question ouverte

Snijtechnieken
Er zijn verschillende snijtechnieken: 
  • brunoise
  • julienne
  • chinoise
  • hakken

Opdelen= het kleiner maken van ingrediënten. 

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Vidéo

Snijtechnieken:
Wat is de snijtechniek Julienne?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes
D
Schijfjes

Slide 25 - Quiz

Welke snijtechniek is hier toegepast?
A
Brunoise
B
Chinoise
C
Julienne
D
Hakken

Slide 26 - Quiz

Snijtechnieken:
Wat is de snijtechniek
Chinoise?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes
D
Hakken

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Vidéo

Hoe heet het snel klein snijden van producten zoals peterselie of noten?
A
Hakken
B
Raspen
C
Schaven
D
Snipperen

Slide 29 - Quiz

Bereidingstechnieken 
Manieren om eten te bereiden

* koken
* bakken
* braden

-Fruiten
-Magnetron gebruiken
-Frituren
-Roerbakken of wokken
-Smoren
-Grillen
-Stomen
-Stoven 




Slide 30 - Diapositive

Slide 31 - Vidéo

Slide 32 - Vidéo

Slide 33 - Vidéo

Wat is fruiten
A
Een stuk fruit bakken
B
Een product snel en op hoog vuur bakken
C
Een product frituren
D
Een product glazig bakken

Slide 34 - Quiz

Wanneer kookt water ?
A
60 graden
B
90 graden
C
100 graden
D
50 graden

Slide 35 - Quiz

Welke bereidingstechniek hoort bij een gerecht gaar maken in de damp van heet water
A
koken
B
stomen
C
bakken
D
braden

Slide 36 - Quiz

Welke bereidingstechniek hoort bij een gerecht bruin en gaar maken in margarine zonder deksel op de pan
A
bakken
B
braden
C
koken
D
stomen

Slide 37 - Quiz

Gerechten presenteren
Waar let je op bij het opdienen van eten?
de kleur, 
de vorm
en de textuur.
Garneren? Wat is dat?

Slide 38 - Diapositive

Slide 39 - Vidéo

Gerechten presenteren
Tafeletiquette
de tafel wordt volgens een bepaalde manier gedekt.
Mes en lepel
Aan de rechterzijde van het bord of servet.
Snijkant van het mes naar binnen, 
bolle kant van de lepel op tafel. 
Allebei aan de rand van de tafel.

Vork
Aan de linkerzijde van het bord of servet. 
De eerste vork aan de rand van de tafel, 
de tweede vork verspringend naar boven.

Kopbestek voor nagerecht
Aan de bovenkant v/h bord of servet.
Vanaf servet gezien: Mes, Vork, Lepel 
Ezelsbruggetje: Met Veel Liefde

Side plate: 
Links van de vorken. 
De bovenkant van de side plate is op gelijke hoogte met het servet of bord.

Wanneer toast en boter apart worden geserveerd, ligt op de side plate nog een botermesje. De snijkant naar links.

Slide 40 - Diapositive

Een couvert kan verder uitgebreid worden met
Waterglas
Koffielepels, theelepels, espresso lepel, taartvorkjes
Dessertbestek; dessertmes, dessert vork, dessertlepel
Visbestek; visvork, vismes, oestervork, kreefthaak

Couvert
Is het tafelgerei dat de gast gebruikt om te eten en drinken.
Standaard couvert / à la carte couvert
Grote vork
Groot mes
Grote lepel
Servet
Toastbordje (side plate)
Wijnglas

Slide 41 - Diapositive

Waar bestaat een standaard couvert uit?
A
Bloemen, peper en zout, kaarsje of lichtje
B
Menukaart, tandenstokers, olie en azijn
C
Grote vork, groot mes, grote lepel, servet, side plate en wijnglas
D
Grote vork, groot mes, water glas

Slide 42 - Quiz