Strux Nederlands in de praktijk Hst 4 Moeilijke woorden

Strux Nederlands in de praktijk 
                                                              
                                                                  Hoofdstuk 4
                                                                  "Moeilijke woorden"

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Strux Nederlands in de praktijk 
                                                              
                                                                  Hoofdstuk 4
                                                                  "Moeilijke woorden"

Slide 1 - Diapositive

Doelen Hoofdstuk 4
1. Je kunt de betekenis van moeilijke woorden raden door te kijken naar de woorden en zinnen eromheen.
2. Je kunt de betekenis van moeilijke woorden afleiden uit de opbouw van het woord zelf.
3. Je kunt de betekenis van moeilijke woorden opzoeken in een woordenboek of woordenlijst. 

Slide 2 - Diapositive

Omgaan met moeilijke woorden
Soms staan er moeilijke woorden in de tekst. Soms begrijp je de tekst toch wel. Ook als je het woord niet kent. Dan kun je gewoon doorlezen. 

Begrijp je de tekst niet door een moeilijk woord? Lees dan de zinnen en woorden rondom het woord. Soms kun je dan afleiden wat het woord betekent. 

Slide 3 - Diapositive

Wat betekend dit woord: 
RESTAFVAL

Slide 4 - Diapositive

REST          AFVAL
Het tweede deel is altijd het belangrijkste! 
Weet jij wat het laatste woord betekend?
Dan kun je ook het hele woord raden.

Slide 5 - Diapositive


                  Restafval= 
               afval dat overblijft

Slide 6 - Diapositive

Even oefenen
Weet jij de betekenis van deze woorden? 

Slide 7 - Diapositive

Tafereel
A
Een gebeurtenis
B
Een actie
C
Een grote tafel

Slide 8 - Quiz

Bravoure
A
lef
B
brutaal
C
braaf

Slide 9 - Quiz

Aangezien
A
bij nader inzien
B
omdat
C
wegens

Slide 10 - Quiz

Furieus
A
leugenachtig
B
woedend
C
vurig

Slide 11 - Quiz

berucht
A
gehaat
B
bekend door slechte dingen
C
beroemd

Slide 12 - Quiz

Complimenten
A
Iemand een compliment geven
B
Aardig zijn
C
Iets netjes vragen

Slide 13 - Quiz

Afkeer
A
Afwas
B
Afschuw
C
Tegenzin

Slide 14 - Quiz

Wat doe je als je een woord niet kent? 

Slide 15 - Diapositive

Zoek het woord op!
Google
Woordenboek 

Slide 16 - Diapositive

Opdracht

Maak het werkblad. 
Staat in je mail op magister. 

timer
1:00

Slide 17 - Diapositive

Les 2
Weet jij nog waar het de vorige keer over ging? 

Slide 18 - Diapositive

Moeilijke woorden

Wat kun je doen als je de betekenis niet weet? 

Afleiden-----------opzoeken 

Slide 19 - Diapositive

Samengestelde woorden 
Een samengesteld woord bestaat uit 1 of meer delen. Het laatste woord is het belangrijkst. Hiermee kun je vaak de betekenis raden. 

Een voorbeeld: kastdeur! 
KAST     DEUR=  Deur van een kast 

Slide 20 - Diapositive

Samengestelde woorden

Slide 21 - Carte mentale

Samenwerken

1. Je krijgt 10 briefjes
2. Zet op ieder briefje een moeilijk woord en vouw het briefje dicht. 
4. Zet de betekenis van het woord voor jezelf op een wit vel. 
5. Doe het alleen en laat je antwoorden niet zien. 



timer
10:00
Geen straattaal
Geen scheldwoorden

Slide 22 - Diapositive

Maak een groepje van 4 of 5 personen. 

Leg alle briefjes in het midden van de tafel.
Pak een briefje! 
Lees het woord voor.
Wat betekent het woord? 


Slide 23 - Diapositive

Ruim je laptop op!
Pak je boek
Lever je briefjes in

Slide 24 - Diapositive

Zelfstandig werken

Maak opdracht 1 t/m 6


timer
1:00

Slide 25 - Diapositive

Les 3
Weet jij nog waar het de vorige keer over ging?

Slide 26 - Diapositive

 Wat zijn.....
Samengestelde woorden
Werkwoorden

Slide 27 - Diapositive

Vervoeging
Tegenwoordige tijd

Ik........

Verleden tijd

Ik.........

Slide 28 - Diapositive

Tegenwoordige Tijd
Ik...................

Slide 29 - Question ouverte

Verleden tijd
Ik.............

Slide 30 - Question ouverte

Opdrachten 
We maken opdracht 7 en 8 in ons werkboek
(Klassikaal) 

(Opdracht 9  en 10 slaan we over, zet daar maar een kruis doorheen)

Slide 31 - Diapositive

Epibreren?

Slide 32 - Carte mentale

Slide 33 - Vidéo

Betekenis van een woord 
1. Ik lees het woord
2. Ik kijk naar de woorden en zinnen rondom het woord
3. Ik zoek het woord op 

Slide 34 - Diapositive

Opdracht 11
1. Lees de tekst 

2. Welke woorden zijn vetgedrukt?

3. Maak de opdracht

Slide 35 - Diapositive

Opdracht 12
1. Lees de tekst

2. Onderstreep de moeilijke woorden

3. Beantwoord de vragen bij opdracht 12

Slide 36 - Diapositive

Les 4
Eindopdracht! 
Moeilijke woorden 

Nodig:
- Pen, laptop

Geen muziek! 
timer
40:00

Slide 37 - Diapositive