Lijdende en Bedrijvende Vorm

Lijdende en bedrijvende vorm
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Lijdende en bedrijvende vorm

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je het verschil tussen de lijdende en bedrijvende zinsvormen uitleggen en toepassen.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zijn actieve en passieve zinsvormen?
Zinnen kunnen in de bedrijvende of in de lijdende vorm staan. 
In de bedrijvende vorm is het onderwerp actief en in de lijdende vorm passief (het ondergaat iets).

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeldzin 1a
De hovenier snoeit de leiboom.

Wat is in deze zin het onderwerp? 
Is het onderwerp actief?

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeldzin 1b
De leiboom wordt door de hovenier gesnoeid.

Wat is in deze zin het onderwerp?
Is het onderwerp actief?

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Veranderingen bij omzetting
Het lijdend voorwerp wordt het onderwerp
het onderwerp wordt een door-bepaling met 'door'; 
en het werkwoordelijk gezegde verandert met het gebruik van worden of zijn.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 2a
De chef bakt de taart.

Deze zin staat in de bedrijvende vorm.
Maak van deze zin nu een lijdende vorm. 

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 2b
De taart wordt door de chef gebakken.

  1. Het onderwerp verandert.
  2. Er is sprake van een door-bepaling. 
  3. Worden is toegevoegd aan het werkwoordelijk gezegde


Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat houdt de door-bepaling precies in? Leg uit en/of geef een voorbeeld.

Slide 9 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Welk(e) werkwoord(en) voeg je toe aan het gezegde om de lijdende vorm te kunnen maken?

Slide 10 - Question ouverte

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Zet deze zin in de lijdend vorm.

"De afdelingsmanager schrijft een rapport."

Slide 11 - Question ouverte

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De rechercheur vond bloedspetters op de muur van de keuken.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het gras van onze tuin werd door de hovenier gemaaid.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Dit werkstuk is door vier leerlingen uit mijn klas gemaakt.
A
Lijdende vorm
B
Bedrijvende vorm

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet om van bedrijvend naar lijdend:
Timo heeft tijdens de tekenles een mooie tekening gemaakt.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet om van lijdend naar bedrijvend:
De hoge torens zijn door de deelnemers van Lego Masters gemaakt.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Zet om:
De piano wordt elk jaar door de pianostemmer gestemd.

Slide 18 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan onderscheid maken tussen de bedrijvende en de lijdende vorm.
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik kan de zinnen herschrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions