Les pronoms personnels

• Frans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 4

Partie 1

leerdoel:

- ik kan een sujet - COD - COI bepalen in de zin

- ik kan een onderwerp - LV - MV bepalen in de zin

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het onderwerp?

Hoe bepaal je het onderwerp in de zin?

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is het LV?

Hoe bepaal je een LV in een zin?

Jean donne un cadeau à sa copine.
welk woord is MV?

Hoe bepaal je het MV in een zin?

Spiekbriefje

onderwerp = sujet

wie/wat de handeling van het werkwoord doet

je mange --> qui mange? = je = sujet

le train part à 7h --> quoi part? = le train = le sujet

qui / quoi + verbe

Spiekbriefje

LV = COD

sujet + verbe + qui/quoi

je mange quoi? --> une pomme = LV/COD

elle aime son ami --> elle aime qui? son ami = LV/COD

attention! NL <-- --> FR!

sujet + verbe + qui/quoi

Spiekbriefje

MV = COI

sujet + verbe + à qui / pour qui?

Elle téléphone à son frère --> elle téléphone à qui? = à son frère = MV / COI

Ik kan het onderwerp - LV - MV in een Franse zin bepalen

😒🙁😐🙂😃

Partie 2

leerdoel:

- ik kan de verschillende vormen van het persoonlijk voornaamwoord in het Frans gebruiken 

- ik kan het persoonlijk voornaamwoord op de correcte plaats in de zin gebruiken.

ik kan nu...

- de functie van een zelfstandig naamwoord of een persoonlijk voornaamwoord in de zin bepalen

- het persoonlijk voornaamwoord in de zin gebruiken

Je regarde la télé

1. Je la regarde
2. Je le regarde
3. Je lui regarde

Elle rend visite à sa tante

1. Elle la rend visite
2. Elle le rend visite
3. Elle lui rend visite

On invite les élèves de la classe

1. On l'invite
2. On lui invite
3. On les invite
4. On leur invite