Rekenquiz - 1f niveau

Rekenquiz
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 5-7

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Rekenquiz

Slide 1 - Diapositive

Weet jij het nog?

Slide 2 - Question de remorquage

Zet het schema in de goede volgorde
,
Duizendtal
Honderdtal
Tiental
Eenheid
tiende
honderdste
duizendste
Tienduizendtal

Slide 3 - Question de remorquage

Om te kunnen werken met afstand, tijd en snelheid is het belangrijk dat je dit weet:
1 km = ....
1 uur =  ...
1 min = .....
km/u = ...
m/s = ...
60 minuten
60 seconden
1000 meter
kilometer per uur
meter per seconde

Slide 4 - Question de remorquage

Sleep de som naar het goede antwoord!
7
14
21
28
35
42
49
56
63
70
1 x 7 =
2 x 7 =
3 x 7=
4 x 7 =
5 x 7 =
6 x 7 =
7 x 7 =
8 x 7=
9 x 7 =
10 x 7 =

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep het geld wat je nodig hebt in het groene vak. Betaal gepast!
30,60

Slide 6 - Question de remorquage

1 mm
1 cm
1 dam
1 dm
1 km
1 m

Slide 7 - Question de remorquage

dozen
1
5
peren
4
.....
5 dozen
10 peren
15 peren
20 peren

Slide 8 - Question de remorquage

Zet de maanden in de goede volgorde
maand 1
maand 2
maand 3
maand 4
maand 5
maand 6
maand 7
maand 8
maand 9
maand 10
maand 11
maand 12

maart

december

januari

oktober

februari

juni

mei

september

november

april

augustus

juli

Slide 9 - Question de remorquage

Slide 10 - Question de remorquage

Sleep de juiste (digitale )tijden naar de klokjes.
17:00
1:30
19:00
12:30

Slide 11 - Question de remorquage

Schattend rekenen 
Sleep de vragen naar de juiste antwoorden. Let op, niet alle antwoorden worden gebruikt!
44 x 4
9 x 19
190
210
150
200
160
56 x 3
7 x 33

Slide 12 - Question de remorquage

Sleep van minder naar meer!
€ 11,30
€ 11,75
€ 10,90
€ 11,09

Slide 13 - Question de remorquage

Hoe laat is het? Sleep naar juiste klok.
half 2
kwart voor 11
kwart over 12
kwart over 9
kwart voor 10
half 1
kwart voor 12
kwart voor 9

Slide 14 - Question de remorquage

Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g

Slide 15 - Question de remorquage

Sleep de breuken naar de juiste kommagetallen.
0,125
0,33
0,375
0,80
0,67
1/8
2/3
1/3
8/10
4/5
3/8
12,5%
33,3%
37,5%
66,7%
80%

Slide 16 - Question de remorquage

7
3
1
9
In de breuk 3/9 is de teller
In de breuk 3/7 is de noemer 
In de breuk 1/7 is de teller
In de breuk 1/9 is de noemer 

Slide 17 - Question de remorquage

Lina is 9 jaar jonger dan haar broer. Haar broer is 20 jaar. Hoe oud is Lina?
A
12 jaar
B
11 jaar
C
8 jaar
D
10 jaar

Slide 18 - Quiz

Stijn gaat knikkeren met 50 knikkers. Hij verliest er 36 en wint er 16. Hoeveel knikkers houdt hij over?
A
29 knikkers
B
28 knikkers
C
31 knikkers
D
30 knikkers

Slide 19 - Quiz

2 x 6 x 2 + 6 =
A
31
B
30
C
28
D
192

Slide 20 - Quiz

Yulan geeft een feestje. Hij nodigt 19 kinderen uit. 1 kind is ziek, 3 anderen kunnen ook niet komen. Hoeveel kinderen komen er op het feestje?
A
14 kinderen
B
16 kinderen
C
15 kinderen
D
13 kinderen

Slide 21 - Quiz

Juliza leest een boek. Haar boekt heeft 150 bladzijden. Ze heeft de helft al gelezen, op welke bladzijde is ze?
A
80
B
74
C
76
D
75

Slide 22 - Quiz

10 x 2 + 6 x 2 =
A
30
B
240
C
32
D
126

Slide 23 - Quiz

In een quiz zitten 20 vragen. Je hebt er 14 goed, tenminste dat dacht je. Het blijkt dat je er toch nog 3 goed hebt.
Hoeveel vragen heb je in totaal fout?
A
6
B
3
C
2
D
5

Slide 24 - Quiz

Sophie, Jan en Dean gaan in een attractie.
1 kaartje kost 175 cent.

Hoeveel kosten de kaartjes samen?
A
5,25 euro
B
5,20 euro
C
6,20 euro
D
6,25 euro

Slide 25 - Quiz

Hoeveel uren zitten er in een week?

Kies de juiste berekening
A
60x60x7
B
24x7
C
7x12
D
7x24x60

Slide 26 - Quiz

Is deze som goed?

8 x 8 x 2 = 182
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quiz

Welke som is goed?
A
38 x 38 = 1443
B
25 x 6 = 175
C
100000 x 0 = 0
D
8 x 7 = 57

Slide 28 - Quiz

Welk getal is oneven?
A
64
B
88
C
73
D
96

Slide 29 - Quiz

Bij een boekenwinkel krijg je bij iedere 10 euro die je besteedt een spaarzegel.

Mara koopt voor 310 euro. Hoeveel zegels krijgt ze?
A
30 zegels
B
31 zegels
C
11 zegels
D
21 zegels

Slide 30 - Quiz

Op het horloge van Felix staat 14:10 uur.

Hij is 20 minuten geleden vertrokken van huis. Wat stond er op zijn horloge toen hij vertrok?
A
13:45
B
13:55
C
14:40
D
13:50

Slide 31 - Quiz

Linde koopt 4 films van 24,90 euro. Hoeveel cent krijgt ze terug als ze betaalt met 100 euro?
A
60 cent
B
40 cent
C
40 cent
D
30 cent

Slide 32 - Quiz