I (grammaire) - deuxième cours

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

heten = s'appeler

zich voorstellen

wakker worden

opstaan

zich wassen/douchen

tanden poetsen

haren kammen

zich scheren

make-up opdoen

zich aankleden

zich uitkleden

zich haasten

naar bed gaan

Attention: sommige werkwoorden zijn in het Frans wederkerend, maar in het NL niet

Aujourd'hui, c'est le ...

Objectif: Aan het einde van de les heb je geoefend met de tegenwoordige tijd van wederkerende werkwoorden. Heb je bekeken wat goed ging en wat minder goed rondom het thema vakantie.

Qu'est-ce que nous allons faire aujourd'hui?

- La grammaire: le présent des verbes pronominaux

- Le bilan: oefentoets 

- Contrôle des devoirs (ABCEFGHI)

Les verbes prominaux

Wederkerende werkwoorden

Présent

Je me lave à sept heures du matin.

Ik was me om zeven uur 's ochtends.

Ken je dit schema nog?

Les verbes pronominaux

Wederkerend werkwoord = se + verbe (zich + werkwoord)

Stukje 1 = een voornaamwoord

Stukje 2 = het werkwoord (voorbeeld: laver)

Je                           me                      lave                                              Ik was me

Tu                           te                        laves                                            Jij wast je

Il/ elle/ on           se                        lave                                              Hij/ zij/ men wast zich

Nous                     nous                  lavons                                         Wij wassen ons

Vous                     vous                   lavez                                            Jullie wassen je/ U wast zich

Ils/ elles               se                       lavent                                           Zij wassen zich

Kies de juiste vorm van de présent:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).

1. s'intéresse
2. s'intéresses

Kies de juiste vorm van de présent:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).

1. te lave
2. me lave

Kies de juiste vorm van de présent:
Nous ___ amusons à la fête de Léa (s'amuser).

1. nous amusons
2. nous amusez

Vul de juiste vorm in v/d présent:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Le bilan

De diagnostische toets

-Contrôle des devoirs (ABCEFGHI
)

Les devoirs

Faire

I (grammaire) - exercices 31 jusqu'à 33

 

Apprendre

Le vocabulaire F + H + verbe G + grammaire I

Au travail!
Prêt? Slim stampen 

En silence, zodat iedereen zich kan concentreren

Les instructions

Wat?	Hoe?	Hulp?
- Elkaar feedback geven - Schrijf je feedback op in het feedbackformulier	In groepjes Rood = in stilte Oranje = fluisteren Groen = praten	- Steek je vinger op of kom naar voren - Maak aantekeningen - Gebruik je feedbackformulier - Kijk ook naar de rubric(s)!
Tijd?	Uitkomst?	Klaar?
20 min.	Je kan... - Elkaar van feedback voorzien - Je gekregen feedback verwerken in je product	- Bespreek je feedback - Verwerk je gekregen feedback in je opdracht - Werk aan je Instagram opdracht - Lees eerste gedeelte bron 1 (leerboek A, blz. 16)

Élève A	Élève B
Vraag hij / zij kan zich voorstellen	Geef het antwoord en stel de vraag terug
Vraag of hij / zij broers of zussen heeft	Geef het antwoord en stel de vraag terug
Vraag hoe ze zijn	Geef het antwoord
Vraag wanneer hij/ zij jarig is	Geef het antwoord
Vraag of hij / zij een huisdier heeft.	Vertel dat je een cavia hebt en dat hij super schattig is

De wederkerende werkwoorden

Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Veel voorkomende werkwoorden

zich douchen - se doucher

zich wassen - se laver

zich scheren - se raser

zich opmaken - se maquiller

Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!

wakker worden - se reveiller

opstaan - se lever

naar bed gaan- se coucher

tandenpoetsen - se brosser les dents

wandelen - se promener

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.

Se laver

je me lave (ik was me)

tu te laves (jij wast je)

il se lave (hij wast zich)

elle se lave (zij wast zich)

on se lave (men wast zich)

nous nous lavons (wij wassen ons)

vous vous lavez (jullie wassen jullie)

ils/elles se lavent (zij wassen zich)