fictieopdracht PTO 3

fictieopdracht PTO 3
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavo, havoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

fictieopdracht PTO 3

Slide 1 - Diapositive

Opdracht: Vertel met woorden en beelden over het boek dat je leest in periode 3.

Slide 2 - Diapositive

Beeld 1: Kies een beeld dat wat zegt over de plaats waar jouw verhaal zich afspeelt.

Beeld 2: Kies een beeld dat wat zegt over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.

Beeld 3: Kies een beeld dat wat zegt over het thema van het boek.

Beeld 4: Kies een beeld dat wat zegt over de hoofdpersoon of een ander belangrijk personage in het verhaal.

Beeld 5: Kies een beeld dat past bij wat jij geleerd hebt door dit boek.




 

Opdracht bij ieder beeld ( plaatje)

Slide 3 - Diapositive

Beeld 1: Kies een beeld dat wat zegt over de plaats waar jouw verhaal zich afspeelt.
In welke situatie speelt het verhaal zich af: in een stad, dorp, straat, land of  op een andere planeet?

Slide 4 - Diapositive

Waar speelt het verhaal zich af in jouw leesboek?

Slide 5 - Question ouverte

Beeld 2: Kies een beeld dat wat zegt over de tijd waarin het verhaal zich afspeelt.
Wanneer speelt dit verhaal zich af in het verleden/heden/toekomst?
Is het in de verledentijd of tegenwoordige tijd geschreven?
Worden er sprongen in de tijd gemaakt (naar het verleden of naar de toekomst?).
In welke periode speelt het verhaal (bijv. WO 2, toekomst)?

Slide 6 - Diapositive

Je maakt de fictieopdracht.
Kies je dan eerst het beeld of ga je eerst de vraag beantwoorden door een tekst te schrijven? Leg je antwoord uit.

Slide 7 - Question ouverte

Beeld 3: Kies een beeld dat wat zegt over het thema van het boek.
Wat is het hoofdthema van het boek? Waar gaat het over: vriendschap, liefde, ziekte, vertrouwen of….?

Slide 8 - Diapositive

Hoe kom je erachter wat het thema is van jouw boek?

Slide 9 - Question ouverte

Met het thema van het verhaal wordt iets anders bedoeld dan het onderwerp. Een onderwerp kan bijvoorbeeld ‘pesten’ of ‘liefde’ zijn, maar in het thema zit altijd een boodschap verborgen.


 
Een thema bij het onderwerp pesten kan bijvoorbeeld zijn ‘Je moet iedereen in zijn waarde laten’ of ‘Wat kan het effect zijn van ‘grapjes’ met anderen?’


Een thema bij het onderwerp liefde kan zijn ‘hoeveel mag je van iemand houden’ of ‘Is liefde altijd goed voor je?’








Slide 10 - Diapositive

Het thema van een verhaal bepalen is niet makkelijk en je moet over het hele verhaal nadenken om erachter te komen wat het thema van het verhaal is.




 Om het thema te bepalen kun je jezelf de volgende vragen stellen:
· Wat is de ‘wijze les’ van het verhaal?
· Wat wil de schrijver je meegeven over het onderwerp?
· Met welk probleem (gevoel/gedachte) zit de hoofdpersoon?
· Wat ontdekt de hoofdpersoon over het onderwerp? Verandert hij/zij van mening in de loop van het verhaal?
Zegt het boek iets over een universeel (voor iedereen geldend) probleem?

Laatste punt; het thema is nooit één woord, maar altijd een kort zinnetje.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het thema van jouw boek?

Slide 12 - Question ouverte

Beeld 4: Kies een beeld dat wat zegt over de hoofdpersoon of een ander belangrijk personage in het verhaal.
Wie is de hoofdpersoon of hoofdpersonen. Wat voor types zijn het, welke karaktereigenschappen hebben zij?

Slide 13 - Diapositive

Hoofd- en bijfiguren zijn personages in een roman of verhaal. 

We maken onderscheid tussen karakters en types 

Van een karakter kom je veel over zijn gevoelens en gedachten te weten.

Een karakter maakt een ontwikkeling door. 

Types leer je oppervlakkig kennen en vooral het uiterlijk wordt beschreven.

Slide 14 - Diapositive

Is de hoofdpersoon in jouw leesboek een type of een karakter?

Slide 15 - Question ouverte

Beeld 5: Kies een beeld dat past bij wat jij geleerd hebt door dit boek.

Is het een interessant, leerzaam, grappig of tragisch boek? Probeer dit toe te lichten

Slide 16 - Diapositive

Hoe maak je de opdracht?
Je maakt een PowerPoint.
Iedere PowerPoint heeft op een bladzijde een beeld. 
Naast het beeld schrijf je in minimaal 50 woorden de tekst erbij.

Slide 17 - Diapositive

Waar en wanneer lever je de opdracht in?
Je levert de opdracht in bij opdrachten in Magister.

 inlevertijd is maandag 29 maart voor 22:00 uur.

Slide 18 - Diapositive

Tip
Maak iedere dag een onderdeel van jouw fictieopdracht.

Je kunt dan volgende week de opdracht al inleveren.

Slide 19 - Diapositive