Hoofdstuk 2 paragraaf 1 t/m 6

Hoofdstuk 2
Thuis en buitenshuis
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 2
Thuis en buitenshuis

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen?

  • Herhalen Hoofdstuk 2 
  • Zelf aan de slag !

Slide 2 - Diapositive

Behoefte
Consumeren
Produceren
Het gemis van iets wat je graag wilt hebben of doen.
Een behoefte vervullen.
Iets doen of maken voor het vervullen van een behoefte.

Slide 3 - Question de remorquage

Wat is schaarste? Geef een voorbeeld.

Slide 4 - Question ouverte

Inge laat haar haar verven door de kapper. Dat kost € 34,50 . Zij kan ook bij de drogist een doe-het-zelfpakket kopen voor € 11,50. Wat is de waarde van de productie thuis?

Slide 5 - Question ouverte

We kennen drie productiefactoren. Welke hoort er niet bij?
A
Kapitaal goederen
B
Grondstoffen
C
Natuur
D
Arbeid

Slide 6 - Quiz

Bij de betaalde productie wordt er geproduceerd voor je eigen of elkaars behoefte
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

De oma van Rik paste vroeger altijd op als Riks ouders aan het werk waren. Maar oma werd een dagje ouder en Riks ouders besloten Rik voortaan naar een kinderdagverblijf te brengen.
Als gevolg van deze beslissing zal de onbetaalde productie..........
A
toenemen
B
afnemen
C
gelijk blijven

Slide 8 - Quiz

Hoe noemt men het wat de pijl aanwijst aan de linkerkant?

Slide 9 - Question ouverte

Hoeveel % van de uitgaven is voor ontspanning?

Slide 10 - Question ouverte

Een autowasstraat koopt nieuwe borstels voor in de wasstraat. Dit is een investering.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Wet die regels geeft voor de arbeidsomstandigheden in bedrijven.
Welke wet bedoel ik hier?
A
Werkwet
B
Arbeidsomstandighedenwet
C
Arbowet
D
Deze wet bestaat niet

Slide 12 - Quiz

Wie is verplicht om deze arbeidsomstandigheden te verbeteren
A
werknemer
B
werkgever
C
eigenaar

Slide 13 - Quiz

Ik werk 4 dagen in de week, dat is ongeveer 32 uur. Ik heb een ....... baan
A
Voltijd
B
Deeltijd

Slide 14 - Quiz

Leg het begrip arbeidsmotief uit

Slide 15 - Question ouverte

Welke hoort er niet bij?
A
Windmolen
B
Zonnepanelen
C
Biomassa
D
Steenkolen

Slide 16 - Quiz

Bij het gebruik van steenkolen, gas en olie om energie op te wekken spreken we van ........ stroom
A
groen
B
grijs

Slide 17 - Quiz

Zelf aan de slag 

Hoofdstuk 2, 
Test jezelf paragraaf 1 t/m 6 

Slide 18 - Diapositive