4vfa1, 18-05-22, persoonlijk voornaamwoord


Programme:

  1. Unité 4, GR III: Persoonlijk voornaamwoord


1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon


Programme:

  1. Unité 4, GR III: Persoonlijk voornaamwoord


Slide 1 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Wat is een persoonlijk voornaamwoord?



Slide 2 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Een persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of object, zonder deze bij naam te noemen.

Voorbeeld: 
Jacqueline zingt. 
Elle chante.

Slide 3 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Ander voorbeeld:
Jacqueline zingt het liedje voor haar broer.

Ontleden:
Jacqueline chante la chanson pour son frère.

Deze drie zinsdelen kunnen we straks ALLEMAAL gaan vervangen door persoonlijke voornaamwoorden.
onderwerp                            lijd. vwp.              meew. vwp.

Slide 4 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Vormen van het persoonlijk voornaamwoord, afhankelijk van de functie in de zin:
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles

Slide 5 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Jacqueline chante la chanson pour son frère.
onderwerp                     lijd. vwp.          meew. vwp.
We kunnen al deze zinsdelen dus vervangen door persoonlijke voornaamwoorden. De zin wordt dan:

Elle la chante pour son frère.                              Elle lui chante la chanson.
Zij zingt het voor haar broer.                              Zij zingt het liedje voor hem.
Vervang onderwerplijd. vwp.:
Vervang onderwerp +  meew. vwp.:

Slide 6 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel






Onderwerp
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Voorbeelden:

Moi et mon frère chantons.
Nous chantons.
- Wij zingen.

Mes parents chantent.
Ils chantent.
- Zij zingen.
 

Slide 7 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Lijdend voorwerp
me
te
le/la/l'
nous
vous
les

Voorbeelden:
Jelle cherche son livre.
Jelle le cherche.
- Jelle zoekt het.

Teun cherche ses parents.
Teun les cherche.
- Teun zoekt ze.


 

Slide 8 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Meewerkend voorwerp
me
te
lui
nous
vous
leur
Tip bij ontleden: 
Het meewerkend voorwerp wordt in het Frans vaak ingeleid door à/pour/de.


 
Voorbeelden:
Un fan donne des fleurs à ce chanteur.
Un fan lui donne des fleurs.
- Een fan geeft hem bloemen.

Tim donne un cadeau à ses parents.
Tim leur donne un cadeau.
- Tim geeft ze een cadeau.

Slide 9 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel





Hoe weet je nou welke vorm je moet gebruiken?
Onderwerp

Lijd. vwp.

Meew. vwp.

me
te
le/la/l'
nous
vous
les
me
te
lui
nous
vous
leur
je
tu
il/elle/on
nous
vous
ils/elles
Stappenplan!

1. Ontleed de zin
Onderwerp, lijd.vwp. of meew.vwp?
2. Naar welk woord wordt er verwezen?
Mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud?
3. Zet het persoonlijk voornaamwoord in dezelfde vorm.


Slide 10 - Diapositive





Vervang het onderstreepte zinsdeel door een persoonlijk voornaamwoord.
Où est ma caméra ?   - _____ n'est pas ici.

Slide 11 - Question ouverte





Vervang het onderstreepte zinsdeel door een persoonlijk voornaamwoord.
Tu prends la voiture ?   - Oui, je _____ prends.

Slide 12 - Question ouverte





Vervang het onderstreepte zinsdeel door een persoonlijk voornaamwoord.
Elle écrit une lettre à ses parents. Elle ____ écrit une lettre.

Slide 13 - Question ouverte

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Waar plaatsen we het persoonlijk voornaamwoord in de zin?
Als het persoonlijk voornaamwoord een lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervangt, komt het vóór de persoonsvorm te staan
Je chante la chanson.
Je la chante.
- Ik zing het.

Elle donne un cadeau à sa soeur.
Elle lui donne un cadeau.
- Zij geeft haar een cadeau.
UITZONDERING:
Als er ook een infinitief (heel werkwoord) staat, komt het persoonlijk voornaamwoord vóór de infinitief:
Je veux chanter la chanson.
Je veux la chanter.

Slide 14 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel

Een persoonlijk voornaamwoord kan ook nadruk krijgen. In dat geval heeft het deze vormen:
moi
toi
lui/elle
nous
vous
eux/elles






Slide 15 - Diapositive

Het persoonlijk voornaamwoord - Le pronom personnel








Wanneer gebruik je deze persoonlijke voornaamwoorden met nadruk?

  • Na c'est/ce sont
Qui est là? C'est moi!  (- Wie is daar? IK ben het!)
  • Om iets te benadrukken
Elle, elle chante en français. (- ZIJ zingt in het Frans.)
  • Na een voorzetsel (avec, chez, sans, pour, contre, à ...)
Je veux chanter avec toi. (- Ik wil met JOU zingen.)

Slide 16 - Diapositive





Vervang het woord tussen haakjes door een persoonlijk voornaamwoord.
C'est (jij) qui doit faire ses devoirs.

Slide 17 - Question ouverte





Vervang het onderstreepte zinsdeel door een persoonlijk voornaamwoord. 
Chez mes amis, je me sens confortable.

Slide 18 - Question ouverte

Hoe goed snap jij het persoonlijk voornaamwoord nu?
Super bien!
Bien
Ça va
Un peu
Pas du tout!

Slide 19 - Sondage