V Muriël maakt een foto van een beweging. Daarbij gebruikt ze een lamp die met regelmatige tussenpozen een korte lichtflits geeft. Hoe heet zo'n lamp? Zo'n lamp heet een -----------
1 / 16
suivant
Slide 1: Question ouverte
naskMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2
Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
V Muriël maakt een foto van een beweging. Daarbij gebruikt ze een lamp die met regelmatige tussenpozen een korte lichtflits geeft. Hoe heet zo'n lamp? Zo'n lamp heet een -----------
Slide 1 - Question ouverte
Je ziet twee foto's. Welke van deze twee is (of zijn) een stroboscopische foto?
A
alleen links
B
alleen rechts
C
zowel links als rechts
D
geen van beide
Slide 2 - Quiz
Hiernaast staat een stroboscopische foto van een rollende bal. De tijd tussen twee foto's is 1/30 seconden. De afstand tussen de grote cijfers bedraagt 10 cm. Leg uit hoe je kunt zien dat de bal versnelt.
Slide 3 - Question ouverte
Je ziet hiernaast een stroboscopische foto. Waar is de snelheid van de bal het grootst?
A
Waar de bal wordt losgelaten, want daar is de afstand tussen de ballen op de foto het grootst in dezelfde tijd
B
Helemaal bovenin, want daar is de afstand tussen de ballen op de foto het kleinst in dezelfde tijd
C
De afstand tussen de ballen op de foto neemt af, maar de tijd tussen de foto's ook, dus is de snelheid overal gelijk
D
Daar kun je aan de hand van deze foto niets over zeggen
Slide 4 - Quiz
I kunt een beweging vastleggen door een video-opname te maken. De videocamera van Marlies maakt opnames van 25 beelden per seconde. Wat is de tijd tussen twee opeenvolgende beelden? De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is
Slide 5 - Question ouverte
II Je kunt niet elke video-opname zo maar analyseren. Voor een goed resultaat moet een video-opname aan een aantal voorwaarden voldoen. Welke voorwaarden zijn dat?
A
De camera moet stilstaan.
B
De lengte van de video-opname moet bekend zijn.
C
Het aantal beelden per seconde moet bekend zijn.
D
De schaal van het beeld moet bekend zijn.
Slide 6 - Quiz
XI Wat is een (x,t)-diagram? Een (x,t)-diagram is een grafiek van een --------------- waarin je bij elk------------ de bijbehorende plaats kunt aflezen.
Slide 7 - Question ouverte
VI Je ziet een stroboscopische foto van een rollende bal. De stroboscoop gaf om de 0,1 s een flits. Hoeveel tijdsverschil zit er tussen de eerste en de laatste opname? Het tijdsverschil tussen de eerste en de laatste opname is
A
0,5 s
B
0,6 s
C
0,7 s
D
0,8 s
Slide 8 - Quiz
Wat is een stroboscopische foto?
A
Een aantal foto's achter elkaar geplakt
B
Open sluiter en belichten met een aantal lichtflitsen
C
De sluiter kort open en de hele tijd belichten
D
Een foto genomen in de discotheek
Slide 9 - Quiz
Je kunt de beweging van een voorwerp op twee manieren vastleggen: met een foto en met een film. Hoe noem je een foto die eigenlijk bestaat uit meerdere foto's over elkaar heen?
A
video-meting
B
flits-foto
C
stroboscopische foto
D
video-foto
Slide 10 - Quiz
Van een stuiterende bal is een stroboscopische foto gemaakt. Waar is de snelheid van de bal het kleinst?
A
bij A, want daar is de afstand het grootst in dezelfde tijd
B
bij B, want daar is de afstand het grootst in dezelfde tijd
C
precies tussen A en B in, want daar is de afstand het kleinst in dezelfde tijd
D
dat kun je aan de hand van deze foto niet zeggen, omdat je de tijd tussen de foto's niet weet
Slide 11 - Quiz
VII Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid. Op welk moment bewoog de speelgoedeend het snelst?
A
toen hij beneden was
B
toen hij boven was
C
hij bewoog steeds even snel
Slide 12 - Quiz
X Kevin heeft een video-opname van een vallende bal. Hij wil een plaats-tijdtabel maken van deze valbeweging. Wat moet Kevin weten om dat te kunnen doen?
A
hoeveel belden er zijn gemaakt per seconde
B
uit hoeveel opnames de opname bestaat
C
van welke afstand de opnam gemaakt is
D
wat de schaal van de videobeelden is
Slide 13 - Quiz
Een zeiler heeft op zijn tocht naar Engeland elk uur opgeschreven hoeveel km hij heft afgelegd. Het resultaat staat in het afstand,tijd-diagram. Hoe meer wind hoe sneller gaat de boot.
Slide 14 - Diapositive
Wanneer was er helemaal geen wind?
A
de hele tijd
B
tussen 0 en 3 uur
C
tussen 3 en 5 uur
D
tussen 5 en 11 uur
Slide 15 - Quiz
Wanneer ging het het hardst waaien waardoor de boot sneller ging?