Grandes Lignes 2V Chapitre 2 Gram D

Le plan de leçon.
But
1.  je kunt het bijvoeglijk naamwoord in het Frans correct toepassen.  
2. Bron E - ken je woorden die te maken hebben met het huis                       

Qu'est-ce qu'on va faire
1. Proefwerk van chapitre 1 - nakijken
2. neem de uitleg dia's bijvoeglijk naamwoord en het filmpje nogmaals goed door Ch 2/online methode Bron D
2. Opdrachten blz. 70 en 72
3. Bron E/blz. 76 ex. 20-21
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Le plan de leçon.
But
1.  je kunt het bijvoeglijk naamwoord in het Frans correct toepassen.  
2. Bron E - ken je woorden die te maken hebben met het huis                       

Qu'est-ce qu'on va faire
1. Proefwerk van chapitre 1 - nakijken
2. neem de uitleg dia's bijvoeglijk naamwoord en het filmpje nogmaals goed door Ch 2/online methode Bron D
2. Opdrachten blz. 70 en 72
3. Bron E/blz. 76 ex. 20-21

Slide 1 - Diapositive

0

Slide 2 - Vidéo

Slide 3 - Diapositive

STAPPENPLAN BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

STAP 1 : waar hoort het bij?
bij welk ding of persoon hoort het bijvoeglijk naamwoord? (over welk ding of persoon zegt dit bijvoeglijk naamwoord iets?)

STAP 2 : is het woord waar het bij hoort  mannelijk (le/un), vrouwelijk (la,une) of meervoud (les, des)?
>  mannelijk woord (lidwoord is le of un) > het bijvoeglijk naamwoord verandert niet. le/un livre noir / jaune / gris
> vrouwelijk woord (lidwoord is la of une) > er komt een 'e' bij het bijvoeglijk naamwoord, tenzij het bijvoeglijk naamwoord al op een 'e' eindigt. La/une table noire / jaune / grise
> meervoud (lidwoord is les of des) > mannelijk: er komt een 's' bij het bijvoeglijk naamwoord, tenzij het bijvoeglijk naamwoord al op een 's' eindigt. les/des livres noirs / jaunes / gris
                                                               > vrouwelijk: er komt 'es' bij het bijvoeglijk naamwoord. les/des tables noires / jaunes / grises.

Slide 4 - Diapositive

1. Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
Ma copine est ...
A
italien
B
italiens
C
italienne
D
italiennes

Slide 5 - Quiz

2. Kies de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord.
Ses parents sont ...
A
gentils
B
gentilles
C
gentil
D
gentille

Slide 6 - Quiz

3. Elle a une .... chambre.
A
joli
B
jolie
C
jolis
D
jolies

Slide 7 - Quiz

4. Sa mère a les cheveux ....

A
gris
B
grises
C
grise
D
griss

Slide 8 - Quiz

5. Elle a les cheveux (m) (noir) _________ et les yeux (m) (vert) __________.
A
noirs et verts
B
noires et vertes
C
noirs et vertes
D
noires et verts

Slide 9 - Quiz

6. La semaine (dernier) ______________ ils sont allés au cinéma.
A
dernier
B
derniers
C
dernières
D
dernière

Slide 10 - Quiz

7. Mon copain a rencontré une (beau) ____________ fille.
A
beau
B
beaux
C
belle
D
belles

Slide 11 - Quiz

8. C’est Yvette, une fille (sportif) ________
A
sportif
B
sportifs
C
sportives
D
sportive

Slide 12 - Quiz

9. Elle habite dans une maison (blanc) ________
A
blanc
B
blanche
C
blanches
D
blancs

Slide 13 - Quiz

10. Elle a toujours les (bon) __________ notes (vmv) au collège.
A
bons
B
bones
C
bonnes
D
bone

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Diapositive