3.1 cultuur

3.1 Cultuur
Wat is cultuur?
Cultuurkenmerken
Cultuur is relatief
Dominante & subcultuur
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

3.1 Cultuur
Wat is cultuur?
Cultuurkenmerken
Cultuur is relatief
Dominante & subcultuur

Slide 1 - Diapositive

Noem een voorbeeld van de Nederlandse cultuur (liefst 1 of 2 woorden).

Noem een voorbeeld van
de Nederlandse cultuur
(liefst 1 of 2 woorden).

Slide 2 - Carte mentale



Was je antwoord op de vorige vraag een waarde,
een norm (regel), een idee of iets materieels (concreet)?
Was je antwoord op de vorige vraag een waarde, een norm (regel), een idee of iets materieels (concreet)?
A
Een waarde zoals vrijheid
B
Een norm zoals elkaar gelijk behandelen
C
Een idee zoals een deel van de geschiedenis
D
Iets materieel zoals tulpen

Slide 3 - Quiz

Cultuur
Het geheel van waarden, voorstellingen, uitdrukkingsvormen, opvattingen en normen die mensen als lid van een groep of samenleving verworven hebben.

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Idealen, zoals vrijheid, gelijkheid en vrijheid
Elementen van cultuur
Ideeën die passen in een groter geheel van opvattingen, zoals een Islamitische, linkse of hedonistische opvatting. Dit zijn waardensystemen.
Beelden, ideeën, verhalen die mensen hebben over een gebeurtenis, bijvoorbeeld over een oorlog.
Waarden

Opvattingen
Voorstellingen

Slide 6 - Diapositive

Uitdrukkingsvormen
De materiële aspecten van een cultuur, bijvoorbeeld symbolen (kruis voor christenen, hamer en sikkel voor communisten).

Slide 7 - Diapositive

Normen
Regels die horen bij waarden. Bijvoorbeeld bij de regel 'ik scheld anderen niet uit', hoort de waarde 'respect'.

Slide 8 - Diapositive

Koppel de juiste term aan de juiste uitleg.
Waarde
Uitdrukkingsvorm
Norm
Voorstelling
We hanteren hier de regel: eerlijk zullen we alles delen
Gelijkheid is de basis van de regel 'eerlijk zullen we alles delen'.

Slide 9 - Question de remorquage

Les 2
Leer de definitie van cultuur uit je hoofd!
Lees par 3.1 en maak opdr. studieplanner
Eind vd les: 
  • bespreken opdr. 7
  • Check definitie cultuur.
  • Check cultuur is relatief.

Slide 10 - Diapositive

Instituties
Een geheel aan gedragsregels die het gedrag van mensen reguleren. Bijvoorbeeld regels rondom het huwelijk.

Slide 11 - Diapositive

Cultuur is relatief
Relatief betekent dat iets moet worden bezien in relatie tot iets anders. Een voorbeeld is: groot is een relatief begrip. Het wordt pas zinvol in een bepaalde context.

Slide 12 - Diapositive



Wat is het verschil tussen een norm en een institutie?
Wat is het verschil tussen een norm en een institutie?

Slide 13 - Question ouverte

Immateriële aspecten
Zaken die je niet meteen ziet, maar die wel belangrijk zijn voor de mensen en hun gedrag.

Slide 14 - Diapositive

Materiële aspecten
Zaken die tastbaar en concreet zijn, zoals symbolen en taal.

Slide 15 - Diapositive




Wat wordt er bedoeld met de opvatting dat culturen relatief en plaats- en tijdsgebonden zijn?
Wat wordt er bedoeld met de opvatting dat culturen relatief en plaats- en tijdsgebonden zijn?

Slide 16 - Question ouverte

Dominante cultuur

Elementen die de meeste mensen delen
NL taal
Fietsen
Democratie
?
Subcultuur

Kleinere culturen die passen in de dominante cultuur.
Jongerenculturen
Fries
Feyenoord fans
?

Slide 17 - Diapositive

Koppel de juiste term aan de juiste uitleg.
Dominante cultuur
Subcultuur
Tussencultuur
Tegencultuur
Nederlandse taal
Gezin
Immigratie
Terroristische groepen
Kerk

Slide 18 - Question de remorquage

Doen:
Werk aan je studieplanner
Of
Werk aan je tijdlijn (deadline 9 okt) - gebruik HS 1-3!

Slide 19 - Diapositive