Welk deel van de tekst bevat meestal de meeste alinea's?
A
de inleiding
B
de kern
C
het slot
Slide 8 - Quiz
In welk deel van de tekst staat GEEN nieuwe informatie?
A
de inleiding
B
de kern
C
het slot
Slide 9 - Quiz
Opbouw van een alinea
Een alinea heeft ook een duidelijke opbouw.
- Kernzin
De zin met de belangrijkste informatie van de alinea.
- Toelichting
De rest van de alinea. Meestal staat hier een uitleg of een voorbeeld.
Slide 10 - Diapositive
Wat is de kernzin in de volgende alinea? De angst voor spinnen heet ook wel spinfobie. Het is een vrees die bij heel veel mensen voorkomt, maar die we eigenlijk nooit behandelen. De meeste mensen vinden dat niet nodig; ze hebben er immers niet veel last van.
A
Zin 1
B
Zin 2
C
Zin 3
Slide 11 - Quiz
Tekstverbanden
Op bladzijde 31 (33) zie je een
overzicht met bijbehorende
signaalwoorden.
Signaalwoorden helpen je om een tekst te begrijpen en om een goed leesbare tekst te schrijven.
(Je hoeft dit dus niet op te kunnen dreunen, maar wel herkennen in een tekst.)
Slide 12 - Diapositive
Wat is het verband in deze zin: Jesse houdt zowel van skaten als van freerunnen.
A
opsommend
B
tijdsvolgorde
C
vergelijkend
D
middel/doel
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Vidéo
00:29
Welk signaalwoord hoor je in dit lied en welk tekstverband hoort hierbij?
Slide 15 - Question ouverte
Wat is het verband in deze zin: Masja heeft een lekke band, doordat ze door glasscherven is gereden.
A
opsommend
B
samenvattend
C
redengevend
D
oorzaak/gevolg
Slide 16 - Quiz
Opdrachten blz. 30 t/m 37:
Maak de opdrachten 13 t/m 25
Wees volledig in je antwoorden. Schrijf hoofdletters en punten. Denk aan je spelling.