Spelling: getallen en sommige(n) (+ probleemwoorden)

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Welkom
Pak je laptop, zet hem aan en log in op LessonUp. 

                                                    

Slide 1 - Diapositive

check, dubbelcheck in de agenda
Belangrijke datums:
  • ma 25 nov boek uit
  • vr 29 nov inleveren boekopdracht 1 (Magister Learn)
  • ma 9 dec toets spelling (ww spelling/overige spelling in Kwizl) 20%
  • ma 16 dec toets schrijfstijl in Kwizl (25%)
  • vr 10 jan inleveren boekopdracht 2

Slide 2 - Diapositive

Formuleren/Spelling

Doel: 
  • Ik ken de regels van het schrijven in getallen.
  • Ik ken de regel wat betreft het zelfstandig gebruik van bv. sommige of sommigen. 

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Wanneer schrijf je getallen in cijfers en wanneer in letters?
Het is gebruikelijk om lage en ronde getallen in letters te schrijven: zeven, dertien, twintig, dertig, tachtig, honderd, vierhonderd. Andere getallen en exacte getallen zijn doorgaans in cijfers: 42, 134, 50 procent, sinds 2005, 14 ºC.

Slide 5 - Diapositive

In letters
  • getallen tot twintig: een, drie, achtste, zeventien, de negentiende eeuw;
  • tientallen: de twintigste eeuw, dertig, vijftig, tachtigste, negentig;
  • honderdtallen: honderdste, driehonderd, achthonderdste;
  • duizendtallen: duizend, drieduizend, zesduizendste;
  • tienduizendtallen tot twaalfduizend: tienduizendste, twaalfduizend;
  • de woorden miljoen, miljard, biljoen, enz.: vier miljoen, zeven miljardste (met een spatie).
  • rangtelwoorden van bovenstaande getallen: eerste, vierde, honderste

Slide 6 - Diapositive

Rangtelwoorden
Woorden als 'zeven', 'veertien', 'honderd' en 'duizend' zijn hoofdtelwoorden. Je kunt van deze woorden 'rangtelwoorden' maken. Deze geven een rang (volgorde) aan. Je kunt een rangtelwoord maken door 'de' of 'ste' aan het telwoord toe te voegen.

Bijvoorbeeld:
- de eerste trede
- de tiende mogelijkheid
- de honderdste aflevering

Slide 7 - Diapositive

In een lopende tekst
Duizend, miljoen en miljard kun je in een lopende tekst ook combineren met cijfers: 22 duizend, 123 miljoen, 36 miljard. Dat leest prettiger dan 22.000, 123.000.000 en 36.000.000.000.

Slide 8 - Diapositive

Wanneer gebruiken we cijfers?
Overige getallen (dus niet ronde getallen boven de twintig) worden vrijwel altijd in cijfers weergegeven, omdat uitschrijven in woorden te veel ruimte inneemt en bovendien minder duidelijk is. Bijvoorbeeld: 42, 190, 365, de 21e/21ste eeuw.

Slide 9 - Diapositive

1. Liever in cijfers
Bij het nummeren van de onderdelen van een groter geheel, of van een reeks:
  • hoofdstuk 5
  • optie 1 en optie 2
  • deel 1 t/m 7
  • groep 6

Slide 10 - Diapositive

2. Liever in cijfers
Bij exacte waarden, zoals maten, temperaturen, gewichten, jaartallen, data en vaak ook percentages:
  • In de bebouwde kom is de maximumsnelheid 50 km/u.
  • Morgen wordt het 14 ºC.
  • Een overnachting kost € 100,- (of: 100 euro) per persoon.
  • We vertrekken op 15 maart.
  • 60% (of: 60 procent) van de ondervraagden stemde voor.’ (Als in een tekst maar een enkel percentage voorkomt, kan het ook heel goed in letters worden opgeschreven: vijftig procent.)

Slide 11 - Diapositive

3. Liever in cijfers
Als er anders een rare mix van woorden en cijfers zou ontstaan:
niet: ‘Van de 45 deelnemers zijn er zeventien gezakt en 28 geslaagd’,
maar liever: ‘Van de 45 deelnemers zijn er 17 gezakt en 28 geslaagd.’

niet: ‘We ondervroegen een man van twintig jaar en een vrouw van 22 jaar’,
maar liever: ‘We ondervroegen van 20 jaar en een vrouw van 22 jaar.’


Slide 12 - Diapositive

Rangtelwoorden in cijfers
Rangtelwoorden die in cijfers zijn weergegeven, krijgen 'de' of 'ste' aan het getal toegevoegd.
Bijvoorbeeld:

Slide 13 - Diapositive

Let op!
  • Als we getallen van een miljoen of meer in letters schrijven, komt er een spatie tussen de twee delen (vierhonderdduizend, maar drie miljoen)
  • Als we breuken in letters schrijven, schrijven we ze los (twee achtste), behalve in een samenstelling (drievierdemeerderheid)
  • In getallen van vijf of meer cijfers markeert een punt (of spatie) de duizendtallen: 70.000 (of 70 000), 234.000 (of 234 000), enz. 
  • In getallen van vier cijfers kun je de punt weglaten, maar dat hoeft niet. Zo zijn bijvoorbeeld 7.600 en 7600 allebei gebruikelijk, net als €2.300 en € 2300.

Slide 14 - Diapositive

Hij woont op huisnummer dertien/13.
A
dertien
B
13

Slide 15 - Quiz

Je moet minstens twee/2 uur wachten voor je aan de beurt bent.
A
twee
B
2

Slide 16 - Quiz

In de oorlog, die ruim drie/3 jaar duurde, vielen 5346 slachtoffers.
A
drie
B
3

Slide 17 - Quiz

Neem de zin over, maak van de cijfers letters waar dat moet:

De expeditie begint in 2024 op 2e pinksterdag om 11 uur.

Slide 18 - Question ouverte

Neem de zin over, maak van de cijfers letters waar dat moet:
Vanwege de temperatuur van min 15 C kwam 3/4 deel van de toeschouwers op 13 december niet opdagen voor de voorstelling van 21.00 uur.

Slide 19 - Question ouverte

Slide 20 - Vidéo

Alle of allen
Of een woord eindigt op een -e of op -en hoor je in het Nederlands eigenlijk niet. Wij zijn vrij nonchalante sprekers van laatste lettergrepen. 

Zeker als dat de stomme e-klank is, ook wel de sjwa genoemd [ə]. Bij werkwoorden weet je: een infinitief of een persoonsvorm meervoud schrijf je met een n aan het eind, ook al hoor je die meestal niet: lopen, fietsen die slot-n spreek je niet uit.

Slide 21 - Diapositive

Zelfstandig of bijvoeglijk / Mens of niet
Woorden als alle, vele, sommige, enkele kunnen óók voorkomen met een eind-n.
Die krijg je alleen als je
1. verwijst naar mensen ÉN
2. je het woord als zelfstandig woord voelt/ziet.
Verwijst het woord naar mensen en vind je in dezelfde zin een woord dat je er zó achter kunt zetten (of er al achter staat), dan kun je dat woord als bijvoeglijk zien en eindigt het op een e, want bijvoeglijke woorden eindigen in de regel op een e.

Slide 22 - Diapositive

Voorbeelden
  • Ik heb de tweelingbroers in één klas en beide heb ik een goede beoordeling gegeven.(Nu kun je beide als bijvoeglijk zien bij tweelingbroers: het woord staat nog in dezelfde zin)
  • Ik heb broer en zus in één klas en beiden heb ik een goede beoordeling gegeven.(Je kunt nu geen woord uit deze zin achter beiden zetten. Behoorlijk zelfstandig dus)
  • De laatsten zullen de eersten zijn. (Gaat blijkbaar over mensen; bijbelzinnetje)
  • Sommige bleven de hele nacht blaffen. (Geen mensen, niet verder over nadenken: Geen n)
  • Sommigen bleven de hele nacht feesten. (Dieren feesten niet. Het zijn mensen die feesten).

Slide 23 - Diapositive

Beide/beiden zochten naar de juiste woorden om elkaar de liefde te verklaren.
A
beide
B
beiden

Slide 24 - Quiz

Over het algemeen zijn honden leuk. Voor sommige/sommigen ben ik bang.
A
sommige
B
sommigen

Slide 25 - Quiz

De meeste/meesten bleven blaffen tot eindelijk hun etensbak gevuld werd.
A
meeste
B
meesten

Slide 26 - Quiz

Sommige voetballers zingen altijd het volkslied mee, maar de meeste/meesten houden hun lippen stijf op elkaar.
A
meeste
B
meesten

Slide 27 - Quiz

Dat museum is afgestemd op slechthorende/slechthorenden
A
slechthorende
B
slechthorenden

Slide 28 - Quiz

Er zijn veel kattenrassen. De Noorse boskat vind ik toch wel een van de mooiste/mooisten.
A
mooiste
B
mooisten

Slide 29 - Quiz

Er zijn veel kattenrassen. De Noorse boskat vind ik toch wel een van de mooiste/mooisten.
A
mooiste
B
mooisten

Slide 30 - Quiz

Welke stoel zit het lekkerst? Die rode/roden of die houte/houten?
A
rode/houte
B
roden/houten
C
rode/houten
D
roden/houte

Slide 31 - Quiz

Huiswerk in Kwizl:

Maak de opdrachten: getallen schrijven en alle of allen in Kwizl voor volgende week maandag.
Daarnaast blijven oefenen in Kwizl:
• Trema/koppelteken
• Samenstellingen en aan elkaar of los
• Meervoudsvorming
• Apostrof
• Oefenen werkwoordspelling
• Spelling 3F KWIZ 3

Slide 32 - Diapositive