Woche 13

• Duits
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

H2a Duits, Woche 13

Beginopdracht

Versie A	Versie B
de tv	de koelkast
opplakken	uitprinten
de wasbak	het ligbad
naar boven	naar beneden
zitten	staan

Diese Woche:

Donnerstag (50 Min.)

Beginopdracht

Grammatik C: 

Aufgabe 12 + 13

Lesen: Aufgabe 18 (1/2)

Toets bespreken

Freitag (50 Min.)

Beginopdracht

Wörterliste B

Grammatik C: Aufgabe 12 + 13

Lesen: Aufgabe 18 (1/2)

Montag (50 Min.)

Beginopdracht

Dictee Wörterliste A

Check Wiederholung Aufgabe 9 + 10

Wiederholung: Aufgabe 7 + 8

Entdecke die Fehler

der Kuhlschrank

der Sesel

das Badewanne

die Sofa's 

aufraumen

achten am 

setzen

Toetsstof T04 (eindtoets)

Kapitel 7:

- woordjes A, B, D/F & G (blz. 76-77)

- grammatica C + E (blz. 80-81)

Kapitel 8:

- woordjes A, B, D/F & G (blz. 114-115)

- grammatica C + E (blz. 118-120)

+ SCHRIJFVAARDIGHEID

Kapitel 7, Grammatik C

De der-groep in de eerste + vierde naamval

De woordjes die bij de der-groep horen zijn...

In het Nederlands: de, het, deze/dit, alle, elk(e), zulk(e), welk(e)

In het Duits: der, die, das, die, dies_, all_, jed_, solch_, welch_

Op de plek van een _ komt een uitgang

Kapitel 7, Grammatik C

De der-groep in de eerste + vierde naamval

1e naamval =

4e naamval = 

Kapitel 7, Grammatik C

De der-groep in de eerste + vierde naamval

	m	v	o	mv
1e (= ow)	d er (dies er )	di e (all e )	da s (jede s )	di e (solch e )
4e (= lv of dofegub)	d en (dies en )	di e (all e )	da s ( jede s)	di e (solch e )

Kapitel 7, Grammatik C

Stappenplan:

1. Staat er een voorzetsel in de zin uit dofegub? > 4e naamval? 
2. Staat er géén voorzetsel? > Dan moet je ontleden

1e naamval = ow

4e naamval = lv

3. Welk geslacht heeft het woord? Zoek dan de juiste uitgang uit je schema. 

Kapitel 7, Grammatik C

An die Arbeit

AB Aufgabe 12 + 13 (S. 57)

T03 bespreken

Woordjesopdracht 1 (Versie A =opdracht 1, Versie B =opdracht 5)

1. freundlich	8. Stundenplan
2. schwänzen	9. Viertel nach
3. Klasse	10. Tor
4. Heft	11. schwimmen
5. Ausrede	12. jede Woche
6. Füller	13. Spiel
7. Taschenrechner	14. laufen/joggen

T03 bespreken

Woordjesopdracht 2 (Versie A =opdracht 2, Versie B =opdracht 7)

1. Klassenarbeit	6. Sportschuhe
2. pünktlich	7. Letztes Jahr
3. Note	8. vergesslich
4. Buch	9. Meisterschaft
5. Realschule	10. unentschieden

T03 bespreken

Woordjesopdracht 3 (Versie A =opdracht 3, Versie B =opdracht 8)

1. Hausaufgaben

2. Dienstags

3. Stunde

4. Pause

5. Klassenzimmer

T03 bespreken

Woordjesopdracht 4 (Versie A =opdracht 4, Versie B =opdracht 6)

1. Klavier spielen - piano spelen

2. buchstabieren - spellen

3. anfeuern - aanmoedigen

4. gestern - gisteren

5. Jugendliche - jongere

T03 bespreken

Grammatica opdracht 1 (Versie A =opdracht 5, Versie B =opdracht 1)

1. arbeiten (wir)	5. Verkleidest (du)
2. (Wir) baden	6. (Er) meldet
3. redest (du)	7. (Ich) warte
4. (Elsa) antwortet	8. findet (ihr)

T03 bespreken

Grammatica opdracht 2 (Versie A =opdracht 6, Versie B =opdracht 2)

1. Ihr (Bruder)	6. Deine (Lehrerin)
2. Seine (Großeltern)	7. ihr (Lineal)
3. mein (Trikot)	8. Euer (Unterricht)
4. unsere (Hausaufgaben)	9. meine (Tasche)
5. Unser (Sportplatz)	10. sein (Geodreieck)

T03 bespreken

Grammatica opdracht 3 (Versie A =opdracht 7, Versie B =opdracht 4)

1. dich	6. ihn
2. euch	7. sie
3. Sie	8. mich
4. uns	9. es
5. mich	10. sie

T03 bespreken

Grammatica opdracht 4 (Versie A =opdracht 8, Versie B =opdracht 3)

1. B 4e	6. A 1e
2. A 1e	7. B 4e
3. A 1e	8. A 1e
4. B 4e	9. B 4e
5. A 1e	10. A 1e

T03 bespreken

Lesen

1a. het kostuum	1f. zich verkleden
1b. de verkoop	2. De verkoop van kostuums
1c. het jaar	3. A
1d. de zomer	4. B
1e. vrolijk

Hausaufgaben für Freitag

- Maken:

- Leren: 

Hausaufgaben für Dienstag

- Maken: 

- Leren: