V1C_1_Wonder:: fictie en non-fictie, realistisch en niet realistisch-nw

Nederlands

Fictie: wonder

Les 1: fictie en non-fictie

VWO 1
:
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Nederlands

Fictie: wonder

Les 1: fictie en non-fictie

VWO 1
:

Slide 1 - Diapositive

Vandaag in de les
Gaan we lezen in Wonder
Weet je welke leerdoelen er zijn voor wonder.
Weet je  wat fictie of non fictie is .
Weet je wat realistisch en niet realistisch is.



Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Totstandkoming boek
  • Raquel Palacio, de auteur van Wonder, haalde de inspiratie voor Wonder uit een incident dat ze zelf meemaakte. 
  • Ze ging ooit met haar kinderen naar een ijssalon, waar haar zoontje een meisje met een ernstige gezichtsafwijking opmerkte. De jongen schrok van zijn aanblik en begon van angst te huilen. Palacio liep direct de ijssalon weer uit. Het voorval maakte diepe indruk op haar en zette haar ertoe aan een boek te schrijven. 
  • (Bron: IMDb)

Slide 5 - Diapositive

0

Slide 6 - Vidéo

Jouw oordeel (tot nu toe)

In de vorige lessen heb je gelezen in Wonder.
Je weet hoeveel bladzijdes je nog moet lezen en hoeveel bladzijdes je ongeveer in 1 uur leest.

Je hebt vast al wel een mening over het boek (tot nu toe).
Daar gaan we nu een aantal vragen over beantwoorden. 

Slide 7 - Diapositive

2. Ben jij het eens of oneens met deze uitspraak over Wonder?
Leg je antwoord uit.

'Pijnlijk en prachtig tegelijk.'

Slide 8 - Question ouverte

1. Ben jij het eens of oneens met deze uitspraak over het boek? Leg je antwoord uit.

'Dit moet je gelezen hebben.'

Slide 9 - Question ouverte

Fictie en non-fictie
Fictie
Verzonnen verhalen over gebeurtenissen en mensen, die bedacht zijn door de schrijver (leesboek, stripverhaal, film, gedicht).

Non-fictie
Verhalen over de werkelijkheid, met feiten over (echte) mensen en (echte) gebeurtenissen. De schrijver heeft het niet bedacht/verzonnen. Het is echt gebeurd (krantenbericht, journaal) of geeft informatie (schoolboek).

Slide 10 - Diapositive

Realistisch en niet-realistisch
Realistisch
Een schrijver verzint mensen en gebeurtenissen die erg lijken op de werkelijkheid, die echt zouden kunnen gebeuren

Niet-realistisch
Een schrijver verzint een verhaal met mensen en gebeurtenissen, die in werkelijkheid niet kunnen gebeuren. 

Slide 11 - Diapositive

0

Slide 12 - Vidéo


A
fictie
B
non-fictie

Slide 13 - Quiz



Is dit boek fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 14 - Quiz


A
fictie
B
non-fictie

Slide 15 - Quiz


A
fictie
B
non-fictie

Slide 16 - Quiz


A
fictie
B
non-fictie

Slide 17 - Quiz

Een stripboek over Donald Duck
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 18 - Quiz


Is dit fictie of non-fictie?
A
fictie
B
non-fictie

Slide 19 - Quiz


Lesboek van Nederlands
A
fictie
B
non-fictie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Diapositive

Geef aan of het fictie of non-fictie is.

Het weerbericht voor het komende weekend.
A
Fictie
B
Non- Fictie

Slide 22 - Quiz

Geef aan of het fictie of non-fictie is.


Een aflevering van SpangaS.
A
Fictie
B
Non- Fictie

Slide 23 - Quiz

Geef aan of het fictie of non-fictie is.

De gebruiksaanwijzing voor een spelcomputer.
A
Fictie
B
Non- Fictie

Slide 24 - Quiz

Wat ging goed?

Slide 25 - Diapositive

Ik weet hoe het boek Wonder tot stand is gekomen.

Ja
Nee
Een beetje

Slide 26 - Sondage

Ik weet het verschil tussen fictie en non-fictie.
Ja
Nee
Een beetje

Slide 27 - Sondage

Ik weet wat het verschil tussen realistisch en niet-realistisch
Ja
Nee
Een beetje

Slide 28 - Sondage

Huiswerk
Als je bij deze slide hebt aangekomen 
heb je je huiswerk gedaan.

Slide 29 - Diapositive