2HV Avant PW

2HV3 Frans
1 / 47
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 47 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

2HV3 Frans

Slide 1 - Diapositive

Programme
Vandaag: laatste les voor het PW

1. 5 minuten in stilte leren (grammatica)
2. Grammatica: oefentoets
3. Rest van de les: woordjes & zinnen leren (Quizlet)

Slide 2 - Diapositive

Nu: voor jezelf leren
Je gaat nu de grammatica van H2 leren.

Je bestudeert bron D (blz. 70-71) en bron H (blz. 84-85).

Tip: schrijf de regels over op een blaadje en vat ze voor jezelf samen. Leer de rijtjes met uitgangen uit je hoofd.
timer
5:00

Slide 3 - Diapositive

Regelmatige werkwoorden vervoegen

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Vous (aimer) _________ les soupes?

Slide 6 - Question ouverte

Nous (adorer) la pizza!

Slide 7 - Question ouverte

Je (regarder) _____ la télé tous les jours.

Slide 8 - Question ouverte

Tu (donner) ______ un cadeau à ta mère pour Noël.

Slide 9 - Question ouverte

Elle (manger) _______ des frites.

Slide 10 - Question ouverte

Het bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Diapositive

Wat is het bijv. nw. ook alweer?
Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Bijvoorbeeld:

- De mooie dag
- Mijn broer is groot.
- De rode auto.
- De tafel is schoon.

Slide 12 - Diapositive

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?

A
blauw
B
blond
C
lief
D
auto

Slide 13 - Quiz

Wat is géén bijvoeglijk naamwoord?
A
mooi
B
werken
C
gele
D
grappig

Slide 14 - Quiz

Nederlands
In het Nederlands is het bijvoeglijk naamwoord hetzelfde voor enkelvoud/meervoud, mannelijk/vrouwelijk. Bijvoorbeeld:

Mijn broer (man. ev.) is groot.
Mijn zus (vr. ev.) is groot.
Mijn broers (man. mv.) zijn groot.
Mijn zussen (vr. mv.) zijn groot.

Slide 15 - Diapositive

Frans
Maar, let op! In het Frans past het bijv. nw. zich aan aan het zelfstandig naamwoord. Kijk maar:

Mon frère est grand.                      = man. ev
Ma soeur est grande.                    = vr. ev
Mes frères sont grands.               = man. mv
Mes soeurs sont grandes.           = vr. mv

Slide 16 - Diapositive

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
grandes
grands
grand
grande

Slide 17 - Question de remorquage

Regel
De regel is dus als volgt:
- Bij man. ev. komt er niets bij
- Bij vr. ev. komt er –e bij
- Bij man. mv. komt er –s bij
- Bij vr. mv. komt er –es bij

Slide 18 - Diapositive

Voorbeeld:

Slide 19 - Diapositive

Geef de juiste vorm.

petit - vrouwelijk enkelvoud
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites

Slide 20 - Quiz

Geef de juiste vorm.

noir - mannelijk meervoud
A
noir
B
noire
C
noirs
D
noires

Slide 21 - Quiz

Geef de juiste vorm.

blond - vrouwelijk meervoud
A
blond
B
blonde
C
blonds
D
blondes

Slide 22 - Quiz

Geef de juiste vorm.

vert - mannelijk enkelvoud
A
vert
B
verte
C
verts
D
vertes

Slide 23 - Quiz

Uitzondering 1:

Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –e? Dan hoef je in de vrouwelijke vorm er niet nog een extra –e bij te zetten.

Ties est timide.
Sophie est timide. (en niet: Sophie est timidee).
Ties est calme.
Sophie est calme. (en niet: Sophie est calmee).

Slide 24 - Diapositive

Wat is het Franse woord voor "verdrietig"?
A
calme
B
triste
C
drôle
D
sympa

Slide 25 - Quiz

Hoe zeg je:
Ties is verdrietig.
A
Ties est trist.
B
Ties est triste.
C
Ties est tristes.
D
Ties est trists.

Slide 26 - Quiz

Hoe zeg je:
Sophie is verdrietig.
A
Sophie est trist.
B
Sophie est tristee.
C
Sophie est triste.
D
Sophie est tristes.

Slide 27 - Quiz

Uitleg:
De basisvorm is: triste (verdrietig).
Bij Ties (mannelijk enkelvoud) komt er niets bij, dus het wordt:
Ties est triste.

Bij Sophie (vrouwelijk enkelvoud) komt er normaal gesproken een -e bij. Maar omdat triste al op een -e eindigt hoeft dat niet.
Dus ook hier: Sophie est triste.

Slide 28 - Diapositive

Uitzondering 2:
Eindigt een bijvoeglijk nw. al op een –s? Dan hoef je er bij man. mv. er niet nog een extra –s bij te zetten.

le garçon français
la fille française
les garçons français (en dus niet: françaiss)
les filles françaises

Slide 29 - Diapositive

Wat is het Franse woord voor "grijs"?
A
noir
B
vert
C
gris
D
gras

Slide 30 - Quiz

Hoe zeg je: "de grijze haren"?
Les cheveux (m mv) _________________
A
gris
B
grise
C
grises
D
griss

Slide 31 - Quiz

Uitleg
Cheveux = mannelijk meervoud.
Dus eigenlijk krijg je +s = griss.

Maar: door de uitzondering blijft het gris.

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
belle
beau
belles
beaux
nouveau
nouvelle
nouveaux
nouvelles
vieille
vieux
vieilles
vieux

Slide 34 - Question de remorquage

Vertaal: Marie is mooi.
Marie est _______________________
A
belles
B
beau
C
beaux
D
belle

Slide 35 - Quiz

Vertaal: Mijn opa is oud.
Mon grand-père est __________________
A
vieux
B
vieille
C
vieu
D
vieilles

Slide 36 - Quiz

Vertaal: Mijn bril is nieuw.
Mes lunettes (v mv) sont _____________
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles

Slide 37 - Quiz

Plaats van het bijv. nw.
In het Frans komt het bijv. nw. na het zelfstandig naamwoord (bijvoorbeeld: le chat gris), behalve bij onderstaande vormen.
Daar staan ze vóór het zelfst. nw.

bon (goed), beau (mooi), grand (groot), nouveau (nieuw), petit (klein), vieux (oud).

Dus: le grand frère, la petite soeur, maar la soeur adorable en le frère sportif

Slide 38 - Diapositive

Tips!
Tenslotte gaan we het hebben over de volgende vraag: 
hoe weet je nou welke van de 4 vormen (niks, -e, -s of -es) je moet kiezen? 
Oftewel: is het m-ev / v-ev / m-mv / v-mv?

Slide 39 - Diapositive

Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.

1. Lidwoorden:
Le = mannelijk enkelvoud   
La = vrouwelijk enkelvoud
L' = enkelvoud (kan man. en vr. zijn: zoek op in je voca lijst welke vd 2 het is)     
Les = meervoud (kan man. en vr. zijn: zoek op je in voca lijst welke vd 2 het is) 
Un = mannelijk enkelvoud
Une = vrouwelijk enkelvoud


Slide 40 - Diapositive

Tips!
Tip: let op aanwijzingen in de zin.

2. Bezittelijk voornaamwoorden:
Mon / ma / mes (mijn)
Mon = mannelijk enkelvoud
Ma = vrouwelijk enkelvoud
Mes = meervoud (kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn)
--> Zelfde geldt voor ton / ta / tes, son / sa / ses, etc.


Slide 41 - Diapositive

mannelijk enkelvoud
vrouwelijk enkelvoud
mannelijk meervoud
vrouwelijk meervoud
une
un
la
l'
mon
mes
les
ma
le

Slide 42 - Question de remorquage

(grote)
Elles vont à une _______ école _______
A
une grande école
B
une école grande
C
une grand école
D
une école grand

Slide 43 - Quiz

(oude)
J'ai un _____ prof ________
A
un prof vieux
B
un prof vieille
C
un vieux prof
D
un vieille prof

Slide 44 - Quiz

(sportief)
C'est un ________ garçon ________
A
un garçon sportif
B
un garçon sportive
C
un sportif garçon
D
un sportive garçon

Slide 45 - Quiz

Fini!
Je bent nu klaar met deze oefentoets.

Huiswerk voor volgende les: opdracht 28. 

Schrijf een tekstje van minimaal 5 zinnen over de afbeelding.
Gebruik hierbij je kennis van de werkwoorden en het bijvoeglijk naamwoord. Inleveren in Teams.

Slide 46 - Diapositive

Fin!




Je bent nu klaar met deze oefentoets.
Je mag de rest van de les leren voor het PW.
Alle lijsten staan in
Quizlet (link in SOMToday/toets van morgen).

Slide 47 - Diapositive