Examentraining 5 havo les 3

Centraal Examen
Tips en trucs voor het maken van een examentekst
Wat weten we al?
Even in sneltreinvaart een herhaling
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 120 min

Éléments de cette leçon

Centraal Examen
Tips en trucs voor het maken van een examentekst
Wat weten we al?
Even in sneltreinvaart een herhaling

Slide 1 - Diapositive

Tekstverklaren
  1. Hoofdgedachte 
  2. Meerkeuzevragen 
  3. Tekstverbanden 
  4. Open vragen  
  5. Argumentatie 
  6. Mening en doel v/d schrijver

Lees in drie rondes

Oriënterend.

Globaal

Intensief
 
 
 

Slide 2 - Diapositive

Tip 1 
Heel veel oefenen 

Examens afgelopen vijf jaar
Geen mobiel!

Slide 3 - Diapositive

Tip 2: typen vragen 
  1. Tekst indelen (welk tussenkopje hoort bij welke alinea)
  2. Functies van tekstgedeeltes bepalen (wat is functie van alinea x tov alinea Y)
  3. Woorden of zinnen uit de tekst citeren. (Citeer uit de tekst de zin die...) 
  4. Iets met eigen woorden zeggen. 
  5. Hoofdgedachte van een tekstgedeelte bepalen
  6. Argumentatieve vragen (standpunt, argumenten, redenering, drogredenen)
  7. Hoofdgedachte van de hele tekst 
  8. Schrijfdoel of tekstsoort vaststellen 

Slide 4 - Diapositive

Tip 3: lees de vraag zorgvuldig
  • Snap je de vraagstelling niet? Zoek dan de moeilijke woorden op. 
  • Check na het opschrijven van je antwoord of je ook écht antwoord op de vraag hebt gegeven.  
  • Herhaal de vraag in je antwoord (antwoordstarter) 
  • Beantwoord alle vragen (zeker de meerkeuze!) 

Slide 5 - Diapositive

Tip 4: Meerkeuzevragen

  1. Emotiewoorden: 'helemaal niet', 'zeer goed', 'allemaal'
  2. Moet hélemaal juist zijn, niet gedeeltelijk. Het eerste antwoord wordt beoordeeld
  3. Eerste ingeving is vaak de juiste 

Slide 6 - Diapositive

Functies van tekstgedeelten

Indeling in alinea's of groepjes alinea's heeft een bepaalde bedoeling
(= functie tekstgedeelte).
Hierbij kun je denken aan bewijs, constatering, gevolgen, nuancering, ontkenning, oorzaak, opsomming, theorie en toelichting.

Kijk in je examensyllabus voor meer tekstverbanden. Leer ze uit je hoofd!


Tip: bekijk goed de kernzin en signaalwoorden, die kunnen je hierbij helpen.



Slide 7 - Diapositive

Oefenen!
Geef van de signaalwoorden hieronder aan welk tekstverband ze aangeven.

Slide 8 - Diapositive

Welke functie heeft alinea 3 opzichte van alinea 2?
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
tijd (chronologie)
D
uitwerking

Slide 9 - Quiz

Zoals
A
Voorwaarde
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling
D
Opsomming

Slide 10 - Quiz

Bovendien
A
conclusie
B
tegenstelling
C
opsomming
D
voorwaarde

Slide 11 - Quiz

Voordat
A
tegenstelling
B
voorwaarde
C
samenvatting
D
tijd

Slide 12 - Quiz

Voorwaarde
A
En
B
Maar
C
Mits
D
Dus

Slide 13 - Quiz

Hoewel
A
Opsomming
B
Reden
C
Tegenstelling
D
Voorwaarde

Slide 14 - Quiz

Tenzij


A
vergelijking
B
voorwaarde
C
opsomming
D
reden

Slide 15 - Quiz

Daarnaast en verder horen bij:
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Voorwaarde

Slide 16 - Quiz

Eerst, daarna, vervolgens horen bij:
A
tijdsvolgorde
B
tegenstellend
C
voorwaarde

Slide 17 - Quiz


Als, indien, mits, tenzij, op voorwaarde dat
A
Doel en middel
B
Voorwaarde
C
Voorbeeld
D
Tegenstelling

Slide 18 - Quiz

net als
A
doel/middel
B
vergelijking
C
opsomming
D
voorwaarde

Slide 19 - Quiz

Hierbij
A
voorbeeld
B
opsomming
C
conclusie
D
voorwaarde

Slide 20 - Quiz

Een toelichting is een:
A
voorbeeld
B
voorwaarde
C
conclusie
D
concarne

Slide 21 - Quiz

Al met al
A
Tijd (Chronologie)
B
Conclusie
C
Reden
D
Voorwaarde

Slide 22 - Quiz

Wat is GEEN tekstverband?
A
opsomming
B
voorwaarde
C
synoniem
D
tegenstelling

Slide 23 - Quiz

Mits betekent:
A
op voorwaarde dat
B
behalve als

Slide 24 - Quiz

Als
A
Opsomming
B
Tegenstelling
C
Reden of argument
D
Voorwaarde

Slide 25 - Quiz

Signaalwoorden, tekstverbanden en functies van alinea's worden uitgebreid besproken in je examensyllabus. Bestudeer deze paragrafen (blz. 10 t/m 13). 

Slide 26 - Diapositive