Cette leçon contient 51 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Burgers en stoommachines
De opkomst van de machines
Industriële samenleving schoolexamen 1
mavo 3 22/23
Slide 1 - Diapositive
➤Voor welke groep werknemers heeft de fabrikant een voorkeur?
Geef ook een reden waarom hij voor deze groep kiest.
Gebruik de bron
Slide 2 - Question ouverte
Na de invoering van de Woningwet kon de overheid de woningen van arbeiders verbeteren. De situatie op de foto in de bron kan zowel een oorzaak als een gevolg zijn van de Woningwet.
➤Kies uit één van de twee: óf oorzaak óf gevolg van de Woningwet. Geef één argument dat past bij je keuze.
Gebruik de bron
Slide 3 - Question ouverte
➤Is het de overheid tussen 1930 en 1936 wel of niet gelukt om de werkloosheid te verminderen? Verklaar je antwoord met behulp van de tabel.
Gebruik de bron
Slide 4 - Question ouverte
Aan het einde van de 19e eeuw werd verschillend gedacht over de manier waarop de armoede bestreden moest worden.
➤Leg uit op welke wijze de socialisten de armoede wilden bestrijden. Gebruik daarvoor de volgende drie begrippen: algemeen kiesrecht, politieke macht en sociale wetten.
Je mag meer dan één zin gebruiken.
Slide 5 - Question ouverte
Hieronder staan drie uitspraken over de rol van de overheid in de eerste helft van de 20e eeuw:
➤Combineer de juiste uitspraak met de juiste groep.
Naast de overheid moet de kerk een duidelijke rol in de armenzorg blijven spelen.
Niet de kerk, maar de overheid moet de armenzorg regelen.
Armenzorg is geen taak van de overheid.
katholieken en protestanten
liberalen
socialisten
Slide 6 - Question de remorquage
➤Wie zullen het vooral met de inhoud van deze toespraak eens zijn geweest?
Gebruik de bron
A
de armen en de liberalen
B
de armen en de socialisten
C
de rijken en de liberalen
D
de rijken en de socialisten
Slide 7 - Quiz
➤Deze tekst is kenmerkend voor
Gebruik de bron
A
katholieken
B
liberalen
C
protestanten
D
sociaal-democraten
Slide 8 - Quiz
In 1937 maakte minister Romme van Sociale Zaken een wetsvoorstel om betaald werk voor getrouwde vrouwen moeilijker te maken.
➤Dit wetsvoorstel past bij de ideeën van
A
confessionelen
B
liberalen
C
socialisten
Slide 9 - Quiz
Wat hoort er NIET bij de agrarische revolutie?
A
Er kwam meer landbouwgrond beschikbaar
B
Uitvinding van kunstmest
C
Een ingewikkelder vruchtwisselstelsel
D
De kindersterfte nam af
Slide 10 - Quiz
Wat was GEEN oorzaak van de agrarische revolutie?
A
Bevolkingsgroei
B
Woeste gronden werden opgekocht
C
Moderne fokmethodes
D
Te weinig arbeiders voor de fabrieken
Slide 11 - Quiz
Wat houdt een demografische revolutie in?
A
Meer mensen gaan verhuizen naar de stad
B
Grote bevolkingsgroei
C
Grote hoeveelheid mensen gaat verhuizen
D
Meer mensen doen aan landbouw
Slide 12 - Quiz
Waar begon de Industriële Revolutie?
A
Nederland
B
Frankrijk
C
Groot-Brittannië
D
Spanje
Slide 13 - Quiz
De industriële revolutie begon waar het begon omdat:
A
Daar de meeste fabrieken waren
B
zij beschikten over grondstoffen
C
zij fabrieken stichtten in koloniën
D
er te weinig mensen op het platteland leefden
Slide 14 - Quiz
Waarom wordt de industrialisatie een (industriële) revolutie genoemd?
Omdat de industrialisatie....
A
Een gevolg was van de Franse Revolutie.
B
Een ingrijpende verandering was.
C
Heel snel verliep.
D
Met veel geweld plaatsvond.
Slide 15 - Quiz
Bekijk de afbeelding.
Welk begrip past het beste bij deze afbeelding?
A
Industrialisatie.
B
Huisnijverheid.
C
agrarische revolutie
D
Dienstensector.
Slide 16 - Quiz
Welke zin(nen) over huisnijverheid is/zijn waar?
A
Huisnijverheid vond alleen in de steden plaats
B
Er werden vooral wollen en katoenen stoffen gemaakt
C
Door uitvindingen werd huisnijverheid belangrijker
D
Huisnijverheid past bij een landbouw-stedelijke samenleving
Slide 17 - Quiz
Welke uitvinding zie je op de afbeelding?
A
Stoommachine
B
Waterframe
C
Spinning Jenny
D
Schietspoel
Slide 18 - Quiz
Wat deed James Watt?
A
Hij vond de stoommachine uit
B
Hij vond de spinning Jenny uit
C
Hij vond de schietspoel uit
D
Geen van bovenstaande antwoorden is goed
Slide 19 - Quiz
Waar werden fabrieken NIET gebouwd?
A
bij rivieren
B
bij steden
C
op het platteland
D
aan spoorwegen
Slide 20 - Quiz
Ingrijpende verandering in de productiemethoden, waarbij handarbeid wordt vervangen door machines
A
Industrialisatie
B
Industrie
C
Industriële revolutie
D
Industriële samenleving
Slide 21 - Quiz
Wat is een belangrijk kenmerk van een industriële samenleving?
A
De landbouw stelt heel weinig voor.
B
De bevolking heeft de macht.
C
De meeste mensen wonen in steden.
D
Er zijn kolonies waarmee wordt gehandeld.
Slide 22 - Quiz
De industriële revolutie is .....
A
Een gebeurtenis
B
Een persoon
C
Een verschijnsel
D
Een ontwikkeling
Slide 23 - Quiz
Welke energiebron werd vooral gebruikt tijdens de industriële revolutie?
A
Olie
B
Gas
C
Kolen
D
Elektriciteit
Slide 24 - Quiz
Welke vormen van energie kende men vóór de Industriële Revolutie?
A
windkracht, stoomkracht, spierkracht
B
windkracht, waterkracht, spierkracht
C
waterkracht, stoomkracht, spierkracht
D
windkracht, stoomkracht, waterkracht
Slide 25 - Quiz
Wat hoort NIET bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken
Slide 26 - Quiz
Wat wilden de fabrieksbazen?
A
De arbeiders slecht behandelen
B
De loonkosten zo laag mogelijk houden
C
De arbeiders het naar hun zin maken
D
Het beste voor zowel zichzelf als de arbeiders
Slide 27 - Quiz
Waarom wilden de fabrikanten op loon besparen?
A
Ze vonden dat de arbeiders niet meer geld nodig hadden
B
Omdat ze het geld simpelweg niet hadden.
C
Op andere zaken (machines, grondstoffen) viel niet af te dingen.
D
De kerk en overheid konden de armen helpen met liefdadigheid
Slide 28 - Quiz
Waarom voerden de fabrieksbazen nachtarbeid in?
A
's Nachts stroomden de rivieren harder
B
Om de arbeiders te straffen
C
Omdat het slecht voor de machines was als ze 's nachts stil stonden
D
Een fabriek die 24 uur per dag produceerde leverde meer op
Slide 29 - Quiz
Wat kon je zeggen over de huizen in een industriestad?
A
Ze waren klein, maar wel netjes
B
Er werd goed nagedacht over de uitbreiding van de stad
C
Het was vies en rommelig
D
Er waren geen huizen
Slide 30 - Quiz
'Politieke stroming die zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers wil'. Dit is het...
A
Liberalisme
B
Socialisme
Slide 31 - Quiz
Proletariaat is een ander woord voor...
A
Rijke fabrieksbezitters
B
Arme arbeiders
Slide 32 - Quiz
De bourgeoisie is te vergelijken met...
A
Combinatie van boeren en arbeiders
B
Combinatie van adel en rijke burgers
C
Combinatie van adel en geestelijkheid
D
Combinatie van burgers en geestelijkheid
Slide 33 - Quiz
Hoe noem je een samenleving waarin mensen ongelijk zijn op basis van bezit?
A
klassensamenleving
B
hiërarchische samenleving
C
stedelijke samenleving
D
standensamenleving
Slide 34 - Quiz
Wat voorspelde Karl Marx?
A
De arme arbeiders zouden in opstand komen
B
De koning zou onthoofd worden
C
De bourgeoisie zou in opstand komen
D
het liberalisme zou in heel de wereld overheersen
Slide 35 - Quiz
Een bewering over werken in de fabriek in de 19e eeuw
De werkomstandigheden in de fabriek waren ongezond. Toch lieten werkgevers vooral vrouwen en kinderen in de fabriek werken.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 36 - Quiz
Door het gebruik van de stoommachine waren er minder plaatsen geschikt voor de bouw van een fabriek dan bij het gebruik van het waterrad.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 37 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
De fabrikant wil zo veel mogelijk winst maken.
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 38 - Quiz
Het loon van de arbeiders was laag.
Staat in de volgende zin hiervan een oorzaak of gevolg?
Slecht en eentonig voedsel
A
oorzaak
B
gevolg
Slide 39 - Quiz
⇒Vul aan: Urbanisatie is ...
A
de groei van steden, doordat mensen van het platteland naar de stad verhuizen.
B
de groei van steden, waarna mensen vanuit de stad naar het platteland verhuizen.
C
de groei van steden, doordat mensen in de fabrieken willen werken.
D
de groei van het platteland, doordat mensen niet meer in de vieze arbeiderswijken willen
wonen.
Slide 40 - Quiz
Doordat de arbeiders dicht op elkaar woonden, was er nauwelijks criminaliteit. Arbeiders konden elkaar immers altijd helpen wanneer iemand werd aangevallen of bedreigd.
A
Deze bewering is juist
B
Deze bewering is onjuist
Slide 41 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"Ik kom op voor de belangen van de arbeiders."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
Slide 42 - Quiz
⇒Door wie wordt de uitspraak gedaan?
"De overheid moet zich zo min mogelijk bemoeien met de economie."
A
liberaal
B
socialist
C
feminist
Slide 43 - Quiz
Steden groeiden omdat er fabrieken werden gebouwd en steeds meer mensen in deze fabrieken kwamen werken.
De bevolking op het platteland daalde machines namen werk over.
Mensen trekken weg van het platteland en staan in rijen te wachten voor werk in de steden.
Slide 44 - Question de remorquage
Wat past bij industrialisatie?
Sleep dit in het vak..
arbeiders
fabrieken
Engeland
huisnijverheid
Slide 45 - Question de remorquage
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
Door de komst van machines waren er op het platteland minder arbeiders nodig.
Door de uitvinding van de stoommachine komen er verschillende nieuwe machines.
Veel arbeiders trekken naar de stad en gaan werken in de fabrieken.
De meeste mensen wonen en werken op het platteland.
De arbeiders in de steden gaan wonen in arbeiderswijken.
Slide 46 - Question de remorquage
Zet in de goede volgorde...
Stoommachines maakten honderden draden
Een spinnewiel maakt 1 draad
Kinderen werken nu ook in stoommachine fabrieken
Spinning Jenny maakt 16 draden
Water jenny werkt op waterkracht
Slide 47 - Question de remorquage
En dan hebben we het nog niet eens over het zware werk in de___________________. De machines moesten _____________ op stoom blijven. Als één machine zou uitvallen, viel de hele fabriek uit; halverwege _________________ was er dus niet bij. Daarom werkten arbeiders in ploegen van minimaal _______________ uur, zodat ze elkaar twee keer per dag konden aflossen. Vermoeide arbeiders kwamen vaak in de machine terecht, ketels ________________. Er hing voortdurend roet in de lucht die heel slecht was voor de ______________ , en kolendamp waardoor je kon ____________.
Sleep de juiste woorden naar de open plekken:
fabrieken
altijd
uitrusten
twaalf
ontploften
longen
stikken
Slide 48 - Question de remorquage
Zijn de stellingen juist of onjuist?
JUIST
ONJUIST
Over het algemeen groeit de bevolking sneller in een
industriële samenleving dan in een landbouwstedelijke samenleving.
.
In de fabrieken was er meer werk voor geschoolde dan voor ongeschoolde arbeiders.
Ongelukken in fabrieken kwamen weinig voor.
Fabriekseigenaren stonden in de samenleving onder aan de sociale ladder.
De textielindustrie bloeide (= was erg succesvol) tijdens de industriële revolutie in Engeland.