Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Present Simple
De present simple komt voor bij gewoonte, regelmaat en feit
Dit kun je onthouden door GiRaF
• Water boils at 100 °C. (feit)
• Bart always bites his nails. (gewoonten)
• These kids often play with each other. (regelmatigheid)
Slide 3 - Diapositive
Signaalwoorden
De signaalwoorden kun je onthouden met
SNORfEUS
S ometimes
N ever
O ften
R egularly
E very
U sually
S eldom
Slide 4 - Diapositive
Hoe maken wij een zin in Present simple?
I, you, we en they + WW
I go to school.
SHIT
He, She en It +WW+ s of es
She goes to school.
He plays football.
Slide 5 - Diapositive
Present Continuous
In het Engels gebruik je de Present Continuous als je praat over iets wat nu aan de gang is, wat je op dit moment aan het doen bent. In moeilijke woorden noem je het de ‘duurvorm’, omdat het nog steeds voortduurt; het is nog steeds bezig.
Slide 6 - Diapositive
Signaalwoorden
Je kan het soms herkennen aan bepaalde signaalwoorden die laten zien dat iets NU gebeurt,
bijvoorbeeld: at this moment, currently, right now, etc.
Slide 7 - Diapositive
Hoe maken wij een zin in Present Continuous?
De Present Continuous bestaat uit twee delen: een vorm van ‘to be’ (am/is/are) + een werkwoord met –ing erachter. De Present Continuous van ‘to play’ is dus: I am / He is / We are playing.