ademhaling en verbranding

Quiz Ademhaling en verbranding
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Quiz Ademhaling en verbranding

Slide 1 - Diapositive

ademhaling start bij je
A
longen en mond
B
mond en neus
C
longblaasjes en mond
D
neus en luchtpijp

Slide 2 - Quiz

Ademhalen door de mond is gezonder dan ademhalen door de neus.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Verbrandingsreactie van verbranding in het lichaam:


.......1........ + zuurstof ==> ……………2………….. + …………3…….……….. + …………4…………
(verbrandingsproducten)

A
1: water 4: energie
B
1: koolstofdioxide 4: water
C
1: glucose 4: energie
D
1: glucose 2: water

Slide 4 - Quiz


Welke verbrandingsproducten ontstaan er bij de verbranding?
A
Water en zuurstof
B
Water en koolstofdioxide
C
Alleen zuurstof
D
Alleen koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

Welke verbrandingsgassen ontstaan als aardgas volledig verbrandt?
A
koolstofdioxide en water
B
koolstofmono-oxide en water
C
alleen koolstofdioxide
D
alleen koolstofmono-oxide

Slide 6 - Quiz

Bij fotosynthese ....
A
Nemen planten zuurstof op en geven CO2 af
B
Nemen planten koolstof op en geven zuurstof af
C
Nemen planten C02 op en geven zuurstof af
D
nemen planten koolstof op en geven CO2 af

Slide 7 - Quiz

Wat is waar met betrekking tot het ademhalingsstelsel?
A
In de longblaasjes zitten trilharen die de luchtwegen zuiveren
B
De luchtpijp en het strottenhoofd bestaan uit kraakbeenringen
C
In inademingslucht zit meer koolstofdioxide dan in uitademingslucht
D
De uitwisseling van zuurstof en kooldioxide vindt plaats in de bronchiën

Slide 8 - Quiz

Als je inademt met je middenrif, gaat het middenrif...
A
Omlaag
B
Omhoog
C
Groter
D
Kleiner

Slide 9 - Quiz


Juist of onjuist
a. Bij uitademen ontspannen de tussenribspieren en de middenrifspieren.
b. Bij inademen wordt het middenrif plat.
R, 1p
A
a = juist b = juist
B
a = juist b = onjuist
C
a = onjuist b = juist
D
a = onjuist b = onjuist

Slide 10 - Quiz

Hoe wordt dit gedeelte van het ademhalingsstelsel genoemd?
A
Bronchiën
B
Longblaasjes
C
Luchtpijp
D
Strottenhoofd

Slide 11 - Quiz

1. Warmbloedige dieren hebben een constante lichaamstemperatuur.
2. Koudbloedige dieren nemen de temperatuur van hun omgeving aan.
3. Koudbloedige dieren zijn 's winters niet heel erg actief.
A
1 is waar 2 en 3 zijn niet waar
B
1 en 2 zijn waar 3 is niet waar
C
1 is niet waar 2 en 3 zijn waar
D
1, 2 en 3 zijn waar

Slide 12 - Quiz

wie hebben er meer energierijke stoffen nodig? Warmbloedige of koudbloedige dieren
A
Warmbloedig, want die bewegen meer
B
koudbloedig, want die bewegen veel meer
C
warmbloedig, want die moeten hun lichaamstemp. constant houden
D
koudbloedig, die besteden veel energie aan lichaamstemperatuur.

Slide 13 - Quiz

Hoe zorgen koudbloedige dieren voor verwarming?
A
Niet, ze kunnen zelf lichaamswarmte produceren
B
Ze gaan meer bewegen om het warmer te krijgen.
C
Ze gaan onder andere in de zon liggen om op te warmen.
D
Ze gaan meer eten waardoor ze energie krijgen.

Slide 14 - Quiz