Ru Herhaling Th 1 Inleiding Biologie

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 39 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Welke celorganellen komen wel voor bij de plantaardige cel maar niet bij een dierlijke cel?

Slide 3 - Question ouverte

Organel 2 speelt een belangrijke rol bij het vrijmaken van energie. Daartoe worden een organische stof en een anorganische stof uit het cytoplasma in het organel opgenomen.
Welke van de stoffen koolstofdioxide, water en zuurstof is de opgenomen anorganische stof?
A
zuurstof
B
water
C
koolstofdioxide

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Het proces waarbij eiwitten gemaakt worden op basis van de informatie op het DNA. In een proces dat transcriptie heet wordt er van het DNA een kopie gemaakt, het m-RNA. Op basis van de genetische code op het m-RNA wordt er in het cytoplasma met behulp van de ribosomen een eiwit geproduceerd. De productie van het eiwit noemen we translatie.

Slide 6 - Diapositive

Zet de volgende letters (met omschrijving) in de juiste volgorde om eiwitsynthese te krijgen:
A Vorming uiteindelijke eiwit
B Via kernporiën naar ER
C RIBOSOMEN op RER vertalen DNA-kopie naar eiwit
D Blaasjes snoeren af gaan naar GOLGI SYSTEEM
E DNA wordt gekopieerd in CELKERN
F Blaasjes snoeren af  in de cel = LYSOSOMEN met enzymen / buiten de cel = exocytose

Slide 7 - Question ouverte

Op welke plaats in een cel van een aardappelplant wordt het eiwit gevormd?

A
in de kern
B
in de mitochondriën
C
in het cytoplasma, aan de mitochondriën
D
in het cytoplasma, aan de ribosomen

Slide 8 - Quiz

Celmembraan:
De celmembraan is de buitenste begrenzing van de levende cel. Alle stoffen die de cel in moeten, of de cel uit moeten, moeten door het membraan.
Het membraan selecteert welke stoffen door erdoor mogen en welke stoffen niet. het membraan is dus selectief doorlaatbaar of semi-permeabel.

Slide 9 - Diapositive

De celmembraan is hoofdzakelijk opgebouwd uit fosfolipiden. Fosfolipiden bestaan uit een hydrofiele kop en hydrofobe staartjes. In de waterige omgeving van de cel formeren de fosfolipiden zich zodanig dat de hydrofobe staartjes tegen elkaar aanliggen, weg van het water. De hydrofiele kopjes zitten aan de buitenkant, lekker in het waterige milieu van de cel. Op basis van de eigenschappen van de fosfolipiden wordt de membraan opgebouwd uit een dubbellaag fosfolipiden. De celmembraan is geen vast vlies. Er zit beweging in, de membraan kan golven. Vergelijk de membraan van de cel met een boterhamzakje gevuld met water

Slide 10 - Diapositive

In de membraan zitten ook vele eiwitten. Deze eiwitten worden door de cel zelf geproduceerd door de ribosomen het endoplasmatisch reticulum en het golgisysteem. Het golgisysteem geeft de membraaneiwitten de eindbestemming. Eiwitten die in de membraan van de cel terecht moeten komen worden door het golgisysteem op een aparte manier verpakt. Niet in een transportblaasje, maar in de membraan van het transportblaasje.

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Het maken van wakken is een nuttige maatregel als je het zuurstofgehalte in het water wilt verhogen.
Hoe heet het proces waardoor dan het zuurstofgehalte hoger wordt?

Slide 16 - Question ouverte

Volgens Elaine Morgan zijn 'echte tranen' hypotonisch ten opzichte van de bloedvloeistof: het traanvocht heeft een lagere concentratie aan opgeloste deeltjes (een lagere osmotische waarde) dan de bloedvloeistof.
Om te testen of dit waar is, brengt een leerling een druppel bloed en een traan op een voorwerpglaasje met elkaar in contact.
Wat neemt hij onder de microscoop waar als Elaine Morgan gelijk heeft?
A
De rode bloedcellen blijven even groot.
B
De rode bloedcellen krimpen.
C
De rode bloedcellen zwellen.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive

Thema 2 
Voortplanting

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

genoommutatie: verandering van het aantal chromosomen

Slide 25 - Diapositive

Ontstaan van een genoommutatie vindt plaats tijdens de celdeling. In mensen vinden er 2 verschillende typen celdeling plaats. Hoe heten deze?

Slide 26 - Question ouverte

Mitose is belangrijk voor:

  1. groei 
  2. reparatie
  3. ongeslachtelijke voortplanting
Meiose is belangrijk voor:

  1. geslachtelijke voortplanting

Slide 27 - Diapositive

noem een voordeel en een nadeel van ongeslachtelijke voortplanting

Slide 28 - Question ouverte

Leerdoelen BS1 ongeslachtelijke voortplanting
  • Je kent de gebeurtenissen tijdens de cel cyclus
  • Je weet dat door ongeslachtelijke voortplanting nakomelingen ontstaan die identiek zijn aan de ouders
  • Je herkent de ethische en biologische argumenten en standpunten over klonen van organismen

Slide 29 - Diapositive

begrippenlijst basisstof 1 - ongeslachtelijke voortplanting
  • celdeling
  • ongeslachtelijke voortplanting
  • weefselkweek
  • klonen 
  • kloon
  • mitose
  • celcyclus
  • DNA replicatie
  • DNA synthese
neem begrippen over in je schrift en vul deze in tijdens de lessonup
  • geslachtelijke voortplanting
  • S-fase
  • chromatiden
  • G1 fase
  • G2 fase
  • G0 fase
  • karyogram

Slide 30 - Diapositive

Wat weet je over celdeling?

Slide 31 - Carte mentale

Slide 32 - Diapositive

Zet in de juiste volgorde:
1
2
3
Celdeling
Kerndeling 
Plasmagroei

Slide 33 - Question de remorquage

CELCYCLUS

G1 en G2: voorbereiding op volgende fase
S: DNA replicatie (verdubbeling)
M: Mitose

Controlepunten: mag de cel verder of niet?

Slide 34 - Diapositive

Celdeling
Celgroei
DNA verdubbeling
Verdubbeling organellen
mitose

Slide 35 - Question de remorquage

Na replicatie betstaat een chromosoom uit chromatiden (een nieuwe en een oude).

Elke dochtercel zal dan ook voor de helft uit het DNA van de origenele cel bestaan

Slide 36 - Diapositive

Welk enzym is betrokken bij DNA replicatie?
A
DNA-gyrase
B
DNA-polymerase
C
DNA-fantastase
D
DNA-ligase

Slide 37 - Quiz

In welke volgorde vindt de celdeling plaats?
1 moedercel
Kerndeling
Celdeling

2 kleine dochtercellen
Plasmagroei
2 grote dochtercellen

Slide 38 - Question de remorquage

Huiswerk
Maak van Thema 2 basisstof 1
maak opdracht 1 t/m 6 in je schrift 
en opdrachten 5 t/m 9 digitaal

Slide 39 - Diapositive