5V T2 DNA herhaling

1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Herhaling Thema 4 DNA
Belangrijke onderwerpen:
DNA technieken
transcriptie/translatie
genregultatie

uitlegvideo's:



Slide 2 - Diapositive

Bouw DNA
DNA is opgebouwd uit nucleotiden. 

A-T baseparing 2 H-bruggen
C-G base paring 3H bruggen
3' einde bevat OH- groep
5' einde bevat een fosfaat groep

DNA wordt afgelezen van 3'-> 5'

Slide 3 - Diapositive

DNA replicatie (bespreek in tweetallen)
Binas 71D

volgende/leidende streng
RNA primer
helicase/DNA polymerase/ligase
3'-> 5'
Okazaki fragmenten

Slide 4 - Diapositive

Welke van de onderstaande uitspraken is/zijn juist?
A
DNA wordt gelezen van 3' naar 5'
B
Nieuwe nucleotiden binden aan de 3' kant.
C
De leidende streng wordt gemaakt m.b.v. Okazaki fragmenten
D
een RNA primer is zowel op de leidende als volgende streng nodig

Slide 5 - Quiz

DNA technieken - PCR
BInas tabel 71M

Slide 6 - Diapositive

Gelelektroforese
Techniek waarmee je DNA-fragmenten op grootte kunt scheiden

Slide 7 - Diapositive

DNA Technieken (3)
DNA-fingerprinting
Vergelijken DNA van personen d.m.v. gelelektroforese.

Restrictie-enzym: herkent en knipt een specifieke nucleotidenvolgorde

Fragmenten worden door gelelektroforese gescheiden en vergeleken.

Slide 8 - Diapositive

Van DNA naar eiwit

Stap 1: transcriptie
Van DNA naar pre-mRNA
Stap 2: RNA processing
Van pre-mRNA naar mRNA (functioneel of rijp mRNA)
Stap 3: translatie
van mRNA naar eiwit

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Welk stuk RNA moet er bij de transcriptie van dit DNA gemaakt worden?
Kies de juiste. 
C
C
A
T
G
C
C
A
U
G
G
G
T
A
C
G
G
U
A
C

Slide 11 - Question de remorquage

Transcriptie vindt plaats langs welke DNA streng?
A
coderende streng
B
template streng
C
leidende streng
D
matrijsstreng

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Alleen in mitochondriën is het enzym DNA-polymerase-γ actief. Dit enzym
kopieert, controleert en repareert het mtDNA. Het gen voor dit enzym bevindt zich niet in de mitochondriën, maar in de celkern.
In een cel kunnen de volgende processen optreden:
1 replicatie; 2 splicing; 3 transcriptie; 4 translatie

Welke processen treden op en in welke volgorde om dit enzym te maken?
A
2-3-4
B
3-2-4
C
3-4-2
D
1-3-2-4

Slide 15 - Quiz

3' TACTGTCTGGAT 5' template/matrijs
5' ATGACAGACCTA 3' coderend

Welk RNA wordt op basis hiervan gemaakt?
A
3' TACTGTCTGGAT 5'
B
5' AUGACAGACCUA 3'
C
5' UACUGUCUGGAU 3'
D
3' UACUGUCUGGAU 5'

Slide 16 - Quiz

Komen introns of exons in het rijp mRNA terecht bij eukaryoten?
A
introns
B
exons
C
bij eukaryoten vindt geen splicing plaats, dus er zijn geen introns en exons

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Vidéo

Optie: Vraag
Welke aminozuren worden aan elkaar gekoppeld op basis van dit stukje DNA? (Je hoeft geen rekening te houden met het startcodon.)
3' TACTGTCTGGTA 5' coderend
5' ATGACAGACCAT  3' template

Slide 19 - Diapositive

Welke aminozuren worden aan elkaar gekoppeld op basis van dit stukje DNA? (Je hoeft geen rekening te houden met het startcodon.)
3' TACTGTCTGGAT 5' coderend
5' ATGACAGACCTA 3' template

Slide 20 - Question ouverte

Genregulatie

Slide 21 - Diapositive

Andere manieren van genregulatie bij volwassen organisme
Volgende typen genregulatie worden besproken: 

  1. - Activator & Repressor (transcriptiefactoren)
  2. - Histonbinding & DNA-methylering 
  3. - RNA-processing (splicing) 
  4. - RNA-interferentie met miRNA

Slide 22 - Diapositive

Genetische variatie - mutaties
Puntmutaties: substitutie / deletie / insertie
Genoommutatie: aantal chromosomen in de cel is veranderd.

Slide 23 - Diapositive

Opdracht RNA i uitbeelden
1. Lees de context
2. vouw het transcript  tot een hairpin en plak de complementaire basen aan elkaar
3. 5' uiteinde is de sense streng, arceer deze 
4. dicer eiwit knipt ds RNA uit hairpin en vervolgens in micro RNA's van 4 baseparen
5. RISC neemt miRNA op verwijdert de sense streng en bindt aan de antisense
6. Bekijk welk (groen) mRNA molecuul kan binden aan het complex
- volledige binding, alle 4 basen complementair -> mRNA wordt afgebroken
- niet volledige binding, 3 of 4 basen complementair dan wordt het mRNA geblokkeerd 

Doe: welke strengen worden geblokkeerd cq afgeremd

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Trisomie 21 kan zijn veroorzaakt door non-disjunctie tijdens meiose I of meiose II.
Nadat een bepaalde spermamoedercel meiose I en II heeft ondergaan is de verdeling van de chromosomen 21 over de vier gevormde spermacellen als volgt:
Wanneer heeft non-disjunctie plaatsgevonden?
A
Tijdens meiose I
B
Tijdens meiose II
C
Zowel tijdens meiose I als meiose II

Slide 26 - Quiz

Veranderingen in het DNA 
kunnen ook positief zijn. 
Door recombinatie en crossing-over ontstaat variatie.

Slide 27 - Diapositive

Moderne biotechnologie
Klassieke biotechnologie 

Slide 28 - Diapositive

Moderne biotechnologie
Recombinant DNA 
technologie:

Slide 29 - Diapositive