Les 3

Overheid en bestuur
Hoofdstuk 5 
Kan de overheid dat regelen?
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Overheid en bestuur
Hoofdstuk 5 
Kan de overheid dat regelen?

Slide 1 - Diapositive

Inhoud van de les
  • Theorie vorige les bespreken
  • Leerdoelen doornemen
  • De theorie doornemen
  • Huiswerk opgeven & maken 

Slide 2 - Diapositive

Theorie vorige les
Wat is ook al weer....
- Een planeconomie, sociale markteconomie & vrijemarkteconomie?
- Wat is ook al weer marktwerking?
- Welke instanties zijn belangrijk voor de overheid?
- Wat was ook al weer privatiseren?
- Wat zijn ook al weer collectieve goederen?

Slide 3 - Diapositive

Leerdoelen deze les
Je leert vandaag:
- Wat een begrotingstekort en overschot is.
- Hoe hoog de staatsschuld is.
- Het verschil tussen directe en indirecte belastingen. 

Slide 4 - Diapositive

Begrotingstekort & -overschot

Slide 5 - Diapositive

Begrotingstekort & -overschot
  • Begrotingstekort = uitgaven > inkomsten
  • Geld lenen
  • Bezuinigen
  • Belastingen verhogen
  • Begrotingsoverschot = inkomsten > uitgaven
  • Schuld aflossen
  • Meer uitgeven

Slide 6 - Diapositive

Staatsschuld
  • een begrotingstekort - toename staatsschuld
  • een begrotingsoverschot- afname staatschuld

https://www.destaatsschuldmeter.nl/

Slide 7 - Diapositive

Directe belastingen
= belasting op inkomen winst en vermogen

-Loon en inkomstenbelasting
-Dividendbelasting
-Vennootschapsbelasting
-Successierechten
-Kansspelbelasting

Indirecte belastingen= kostprijsverhogende belastingen

- BTW
- Accijns
- Invoerrechten
-Milieuheffingen
-Motorvoertuigenbelasting
-BPM

Slide 8 - Diapositive

Welk begrip zoek ik?
Een financiële bijdrage van de overheid om mensen en bedrijven te steunen.
A
Belasting
B
BTW
C
Accijn
D
Subsidie

Slide 9 - Quiz

Welk begrip zoek ik?
Burgers en bedrijven. Bedrijven verkopen goederen of diensten om winst te behalen.
A
Collectieve sector
B
Particuliere sector
C
Rijksoverheid
D
Lagere overheden

Slide 10 - Quiz

Welk begrip zoek ik?
Voorzieningen die de overheid levert en betaalt en waarvan iedereen gebruik kan maken.
A
Particuliere goederen
B
CPB
C
SER
D
Collectieve goederen

Slide 11 - Quiz

Toelichting op de rijksbegroting door de minister van Financiën
A
Begroting
B
Miljoenennota
C
Rijksbegroting
D
Staatsschuld

Slide 12 - Quiz

Uitgaven (exclusief aflossingen) - inkomsten van de overheid zijn negatief. Hoe noem je dit bedrag?
A
staatsschuld
B
begrotingstekort
C
financieringstekort
D
EMU-schuld

Slide 13 - Quiz

Hoe noemen we de belastingen zoals btw en accijns?
A
Directe belastingen
B
Indirecte belastingen

Slide 14 - Quiz

Een ander woord voor indirecte belastingen is kostprijsverhogende belastingen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Vennootschapsbelasting is een voorbeeld van
A
accijns
B
BTW
C
Directe belastingen
D
Indirecte belastingen

Slide 16 - Quiz


Wat zijn directe belastingen?
A
BTW (belasting over toegevoegde waarde)
B
Accijnzen (op alcohol, brandstof en tabak)
C
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
D
Invoerrechten

Slide 17 - Quiz

Overschot of tekort?
A
Begrotingsoverschot
B
Begrotingstekort

Slide 18 - Quiz

Waar is er sprake van als je kijkt naar de miljoenennotaposter van 2015?
A
Begrotingstekort
B
Begrotingsoverschot

Slide 19 - Quiz

Als de overheid meer uitgaven dan inkomsten verwacht, is er een
A
begrotingsoverschot
B
begrotingsevenwicht
C
begrotingsaanbod
D
begrotingstekort

Slide 20 - Quiz

Afsluiting

Huiswerk: Lees de theorie van blz. 144 t/m 147 en maak de opdrachten 12 t/m 19
Hier maak je een foto van en deze lever je in bij mij.

Slide 21 - Diapositive