Nieuw Nederlands H2 Woordenschat

Formeel taalgebruik
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Formeel taalgebruik

Slide 1 - Diapositive

In welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 2 - Quiz

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 3 - Question ouverte

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 4 - Quiz

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 5 - Question de remorquage

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 6 - Diapositive

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 7 - Diapositive

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 8 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 9 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 10 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 11 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 12 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 13 - Quiz