H2 woordenschat formeel taalgebruik

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Lesdoelen:

Aan het einde van deze les:

• Ik kan  het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen.
• Ik weet wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken.
• Ik heb  geoefend met formeel taalgebruik                                            
  

in welke situatie gebruik je formele taal?

1. aan je eigen keukentafel
2. aan te de telefoon met je vrienden
3. tijdens een sollicitatiegesprek
4. Tijdens de pauzes van school

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:

1. Hey man,
2. Hoi Sjonnie,
3. Beste meneer/mevrouw,
4. Hey, alles goed?

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.

Je spreekt iemand aan met 'u'.

Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.

Je noemt diegene bij de voornaam.

Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.

Je taalgebruik is netjes.

Formeel taalgebruik

Informeel taalgebruik

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?

1. over
2. en ook

Wat is formele taal?

 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.

Wat is informele taal?

Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 

• Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.
  

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?

1. over
2. hierbij

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?

1. wilt u
2. eerst

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?

1. als
2. of

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?

1. om
2. altijd

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?

1. nu
2. ook

Nakijken

1. Startopdracht, opdracht 1+2

2. Maken in de les: Opdracht 3, 4 +5

3. Huiswerk Taalverzorging Startopdracht 

Lesdoel:

Aan het einde van deze les:

• kan je het verschil tussen formeel en informeel taalgebruik benoemen
• weet je wanneer je formeel taalgebruik moet gebruiken
• heb je geoefend met formeel taalgebruik                                            
  

Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.

😒🙁😐🙂😃

Reflectie:
Wat ging bij jou goed tijdens deze les?
Wat kan nog iets beter?

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?