Les 3

Les 3
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Les 3

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
Lezen H2 tekstdoel en publiek
Woordenschat H2 Formeel taalgebruik

Slide 2 - Diapositive

Leerdoel:
Je kan 3 verschillende tekstdoelen benoemen.
Je weet wat het verschil is tussen formeel en informeel taalgebruik

Slide 3 - Diapositive

Wat is een teksdoel?

Slide 4 - Question ouverte

Welke tekstdoelen ken je?

Slide 5 - Carte mentale

Waarom zijn er tekstdoelen?

Slide 6 - Question ouverte

Theorie

Slide 7 - Diapositive

Sleep de juiste tekstsoorten bij de juiste tekstdoelen.
tekstdoel informeren
tekstdoel overtuigen
tekstdoel amuseren
tekstdoel activeren
tekstdoel instrueren
een nieuwsbericht over een schietpartij
recensie over mijn gelezen boek
de Donald Duck
een oproep op een website om minder zuivel te consumeren
spelhandleiding van UNO

Slide 8 - Question de remorquage

Slide 9 - Diapositive

Wat is het doel van dit gedicht?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
activeren

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat is het doel van dit recept?
A
Informeren
B
overtuigen
C
Amuseren
D
activeren

Slide 13 - Quiz

Doel: Informeren

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Wat is het doel van dit aanplakbiljet?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
activeren

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Wat is het doel van deze krantenartikelen?
A
Informeren
B
Overhalen/activeren
C
Amuseren
D
Overtuigen

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Diapositive

Wat is het belangrijkste doel van dit artikel?
A
Informeren
B
Mening vertellen
C
Overtuigen
D
Amuseren

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Opdracht
Bekijk de kranten en bepaal van de artikelen welk tekstdoel ze hebben. Knip dit uit en plak het op de juiste vel. 

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag
blz. 40 opdracht 1 en 2

timer
15:00

Slide 26 - Diapositive

Formeel en informeel taalgebruik

Slide 27 - Diapositive

Formeel taalgebruik

Woorden-schat H2

Slide 28 - Diapositive

in welke situatie gebruik je formele taal?
A
aan je eigen keukentafel
B
aan te de telefoon met je vrienden
C
tijdens een sollicitatiegesprek
D
Tijdens de pauzes van school

Slide 29 - Quiz

Wanneer gebruik je nog meer formele taal?

Slide 30 - Question ouverte

Een voorbeeld van formeel taalgebruik is:
A
Hey man,
B
Hoi Sjonnie,
C
Beste meneer/mevrouw,
D
Hey, alles goed?

Slide 31 - Quiz

Je spreekt iemand aan met 'je' of 'jij'.
Je spreekt iemand aan met 'u'.
Je noemt diegene bij de achternaam en zegt 'meneer/mevrouw'.
Je noemt diegene bij de voornaam.
Je mag straattaal of jongerentaal gebruiken.
Je taalgebruik is netjes.
Formeel taalgebruik
Informeel taalgebruik

Slide 32 - Question de remorquage

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'alsmede'?
A
over
B
en ook

Slide 33 - Quiz

Wat is formele taal?
 

Formele taal is taal die je gebruikt in serieuze situaties. Het is een beetje ‘stijf’. Je gebruikt het als je contact hebt met mensen die je niet zo goed kent of met mensen die belangrijk zijn.


Slide 34 - Diapositive

Wat is informele taal?
Informele taal is taal die je gebruikt in minder serieuze situaties. Het is ‘losser’. Je gebruikt het als je praat met je vader of moeder of als je een berichtje schrijft naar een vriend of een klasgenoot. 
  • Let op: informeel betekent niet dat je meer fouten mag maken. Je gebruikt alleen wat eenvoudigere woorden, die lijken op de taal die je spreekt.


Slide 35 - Diapositive

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'betreffende'?
A
over
B
hierbij

Slide 36 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'gelieve'?
A
wilt u
B
eerst

Slide 37 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'hetzij'?
A
als
B
of

Slide 38 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'te allen tijde'?
A
om
B
altijd

Slide 39 - Quiz

Formeel taalgebruik

Wat betekent 'tevens'?
A
nu
B
ook

Slide 40 - Quiz

Nakijken
1. Startopdracht, opdracht 1+2
2. Maken in de les: Opdracht 3, 4 +5

timer
25:00

Slide 41 - Diapositive

Ik weet wat formeel taalgebruik is en kan dat herkennen en begrijpen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 42 - Sondage

Feedback
Wat vond je fijn/goed aan deze les?
Wat zou je liever anders willen zien?

Slide 43 - Question ouverte