Paragraaf 3.1 - Hoe betaal je?

Paragraaf 3.1 - Hoe betaal je?
Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 13 diapositives, avec diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Paragraaf 3.1 - Hoe betaal je?
Fioretti College
Pincode 3 vmbo gt

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het einde van deze les:
  • Weet je wat het verschil is tussen directe en indirecte ruil
  • Weet je welke geldfuncties er zijn
  • Weet je hoe je het saldo op je betaalrekening controleert
  • Weet je welke manieren van betalen er zijn

Slide 2 - Diapositive

Geld maakt ruilen makkelijker
Vroeger (700 V.C. en eerder)

Slide 3 - Diapositive

Geld maakt ruilen makkelijk
Nu (na 700 V.C.)

Slide 4 - Diapositive

Geld maakt ruilen makkelijk
  • Product ruilen tegen ander product = Directe ruil

  • Geld = Ruilmiddel
  • Je geld bewaren (spaarpot/spaarrekening)
  • In kleine bedragen op te delen

  • Ruilen met behulp van een ruilmiddel = Indirecte ruil

Slide 5 - Diapositive

Geldfuncties
Hoe gebruik je geld?
Drie geldfuncties
  • Ruilmiddel -> Je koopt of verkoopt goederen of diensten
  • Rekenmiddel -> Geeft de waarde van iets aan
  • Spaarmiddel -> Je geeft een deel van je inkomsten niet uit,   zodat je het later kunt gebruiken

Slide 6 - Diapositive

Pinnen of contant?

Slide 7 - Diapositive

Pinnen of contant?
  • Euro -> munten en bankbiljetten
  • Chartaal geld (contant geld/cash)

  • Geld op je bankrekening = Giraal geld
  • Rekening courrant

  • Geld op spaarrekening hoort niet bij giraal geld!

Slide 8 - Diapositive

Elektronisch betalen
  • Betalen met pinpas of betaalapp (wallet)

  • Overmaken via app van de bank of internetbankieren
     Online aankopen -> IDeal
  • Betalen met creditcard -> creditcardmaatschappij (VISA)
     schiet bedrag voor. Bedrag wordt aan het einde van de
     maand afgeschreven. Mag over langere tijd terugbetalen,
     maar tegen hoge rente! Voorwaarde: je moet 18 jaar of ouder zijn

Slide 9 - Diapositive

Hoeveel staat er op je rekening?
  • Het bedrag dat op jouw rekening staat = saldo
  • Positief saldo = creditsaldo
     Je hebt dan geld tegoed, je staat ''in de plus''
  • Negatief saldo = debetsaldo
     Je bent geld verschuldigd aan de bank
     Je staat ''in de min'' of ''rood''
  • Op jongererekening mag geen debetsaldo hebben!
  • Je betaalt hoge rente over negatief saldo!

Slide 10 - Diapositive

Nieuw saldo berekenen

Oud saldo
Ontvangsten +
Betaald            -
Nieuw saldo

Slide 11 - Diapositive

Aan de slag!
  • Maken opdrachten paragraaf 3.1
  • Huiswerk voor volgende les!

  • Heb je een vraag? Steek je hand/vinger op!
  • We ruimen niet op voordat de bel is gegaan of voordat we   toestemming hebben van de docent
  • Je mag samenwerken, maar gebruikt normaal stemvolume

Slide 12 - Diapositive

Volgende les
  • Vragen stellen opdrachten paragraaf 3.1 

Slide 13 - Diapositive