3VWO

Planning
  • Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.
  • Meervoud. 
  • Trema. 
  • Koppelteken. 
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Planning
  • Werkwoordelijk en naamwoordelijk gezegde.
  • Meervoud. 
  • Trema. 
  • Koppelteken. 

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van het gezegde?

Slide 2 - Question ouverte

"Anne heeft de hele dag op de bank gezeten." Wat is in deze zin het gezegde?

Slide 3 - Question ouverte

Werkwoordelijk gezegde.

Zegt iets over wat iemand doet.

Leo haalt in de zomer elke dag een ijsje met zijn broertje. 

Naamwoordelijk gezegde.

Zegt iets over wat iemand is. 

Aniek en Suus zijn kampioen ijs eten. 

Slide 4 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Simon is leraar geworden. 

Simon wordt leraar. 

Simon blijft zijn hele leven leraar. 

Laura lijkt me verslaafd aan zombiefilms. 
Zwabbels

Slide 5 - Diapositive

"Rianne kan heel goed koken." In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde.
Waar
Niet waar

Slide 6 - Sondage

"De nieuwe dokter lijkt me een enge man." In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde.
Waar
Niet waar

Slide 7 - Sondage

"Het proefwerk zal moeilijk worden." In deze zin staat een werkwoordelijk gezegde.
Waar
Niet waar

Slide 8 - Sondage

"Esther heeft een appel gegeten." Geef aan wat het gezegde is en geef aan of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

Slide 9 - Question ouverte

"Het meisje had tandarts willen worden." Geef aan wat het gezegde is en geef aan of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

Slide 10 - Question ouverte

"Ik schijn irritant te zijn." Geef aan wat het gezegde is en geef aan of het een werkwoordelijk of naamwoordelijk gezegde is.

Slide 11 - Question ouverte

Meervoud
Sommige werkwoorden die eindigen op een -f of -s, veranderen in een v of z. 
Sommige woorden die eindigen op -e hebben twee meervoudsvormen.
Woorden uit het Latijn krijgen soms in het meervoud de Latijnse uitgang.
Woorden die eindigen op -ee of -ie krijgen een trema in het meervoud. 
Klemtoon laatste lettergreep? +ën.
Klemtoon niet op de laatste lettergreep? Trema op de laatste e.
Grens --> grenzen. Maar wens --> wensen. 
Staaf --> staven. Maar fotograaf --> fotografen. 
Seconde --> secondes of seconden. 
Museum --> musea. 
Medicus --> medici. 

Idee --> ideeën.
Bacterie --> bacteriën. 

Slide 12 - Question de remorquage

Meervoud
Bij woorden die eindigen op een klinker schrijf je 's als je het woord anders verkeerd zou uitspreken.
Bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde -el, -es, -et, -ik of -it, schrijf je geen extra medeklinker.
Woorden die eindigen op -man, kunnen als uitgang -lieden of -lui krijgen.
Sommige woorden hebben alleen een enkelvoud of alleen een meervoud. 
Rommel, vee, hersenen, inkomsten. 
Oma --> oma's.
Radio --> radio's.
Maar douche --> douches. 
Zakenman --> Zakenmannen, zakenlieden, zakenlui.  
Werkman --> werkmannen, werklieden, werklui. 

Dreumes --> dreumesen. 
Havik --> haviken. 

Slide 13 - Question de remorquage

Trema 
  • Verkeerde uitspraak, trema op klinker nieuwe lettergreep. 
  • Samengestelde telwoorden.
  • Géén trema, maar koppelteken in andere samenstellingen.
  • Géén trema als je het niet verkeerd uit kan spreken.

Slide 14 - Diapositive

Koppelteken
  • Twee klinkers naast elkaar.
  • Achternaam getrouwde mensen.
  • Twee gelijkwaardige, omwisselbare, delen. 
  • Cijfers, letters en symbolen.
  • Samenstelling Sint of St.
  • Sommige voor- en achtervoegsels. 
  • Vaste uitdrukkingen.

Slide 15 - Diapositive